Instituut Mariëndaal

van jezuïten tot zorghotel

Tussen monumentale bomen, bij de Tolschestraat in Nieuw Velp, rijst als een imposant kasteel het voormalig klooster Mariëndaal van de paters jezuïeten op. In 1862 beginnen ze op de terreinen De Lievendaal en Veenzicht, gekocht van de Graafse priester en grootgrondbezitter Henri de la Geneste, met de bouw van een imposant nieuw kloostercomplex. In 1865 is het klaar.

Lekenbroeder Albert Slootmaekers maakt het ontwerp. Hij is autodidact en zoekt het bij de bouw eerder in een stevige breedte van de muren dan in een technisch verantwoorde constructie. Desalniettemin zal zijn klooster de tand des tijds trotseren. Van het hoofdgebouw, in een vorm van een H, met een toren boven de hoofdingang, worden in 1924 toren en voorgevel vernieuwd.

Als de jezuïeten nog in Ravenstein huizen, hun vorige plaats van vestiging, is de Velpse Lievendaal al hun 'campagne', een plek om naar toe te wandelen en er te recreëren in de vrije tijd. Eenmaal in Velp gevestigd, bouwen ze een nieuwe campagne in Escharen op het landgoed Russendaal. Deze villa bestaat nog steeds. Het klooster in Velp gaat dienen als noviciaat voor aankomende jezuïeten. Velen van hen worden uitgezonden als missionarissen. Bekende jezuïeten als de latere studentenpastor Jan van Kilsdonk en de latere generaal van de orde Peter-Hans Kolvenbach volgen er hun opleiding. Het instituut is succesvol tot in de jaren 50, maar daarna neemt het aantal novicen sterk af. In 1966 vertrekken de resterende jezuïeten naar Venlo.

Het klooster komt in handen van de Sint-Jozefstichting uit Orthen, die er een instelling vestigt voor mensen met een verstandelijke beperking: De Binckhof. Het oude gebouw wordt met enige kleine ingrepen geschikt gemaakt voor de nieuwe bewoners. Naderhand worden in het omringende park paviljoens gebouwd waarin de bewoners op meer eigentijdse wijze kunnen wonen. Het is een dorp op zich, met eigen voorzieningen, waaronder een legendarisch geworden 'bruin café'. Nieuwe inzichten leiden tot een ander aanbod: in plaats van het grootschalige instituut komen er kleinschalige woonvormen, waar kan worden gewoond zoals mensen zonder beperking, zij het met ondersteuning en toezicht op maat. Op het vroegere terrein blijft de opvang geconcentreerd voor mensen die meer en bijzondere zorg nodig hebben. Het kloostergebouw heeft hierdoor geen functie meer. Maar als Rijksmonument ontsnapt het aan de slopershamer en na een aantal onzekere jaren krijgt het een nieuwe toekomst als zorgcomplex voor particulieren.

De Franse paters

In de gemeente Grave zijn veel kloosters gevestigd geweest. Daar is één klooster bij van een congregatie die Grave zelf als oorsprong heeft: in 1895 begint de Fransman Jean Berthier in het Noorderblok aan de Ruijterstraat, een vroegere kazerne, de congregatie van de paters Missionarissen van de Heilige Familie of 'Franse paters'. Zijn stichting verspreidt zich vanuit Grave over de hele wereld. In 1995, vlak voor het eeuwfeest, wordt het moederhuis gesloten; in Nederland zijn er niet voldoende aanmeldingen meer. Het lichaam van Jean Berthier wordt overgebracht naar La Salette in Frankrijk, brandpunt van de congregatie waarin hij zelf destijds zijn priesterleven is begonnen. Het oude gebouw krijgt een nieuwe bestemming als appartementencomplex.