Lakenproductie & lakenhandel

Een van de belangrijkste takken van (vroege) nijverheid in Limburg was de middeleeuwse lakenproductie. In steden als Maastricht, Roermond en Weert was de lakenhandel een belangrijke bron van inkomsten. De afzetmarkt strekte zich uit van Engeland tot Duitsland.

Engelse versus Limburgse schapen

Laken werd gemaakt van wol (denk dus niet aan beddenlakens). In Weert maakten de spinners en wevers gebruik van wol van inheemse schapen, terwijl ze in Maastricht en Roermond ook gebruik maakten van wol uit Engeland. Die was van betere kwaliteit.

Van wol tot laken

Na het scheren werd de wol eerst gewassen, daarna gesponnen door de spinner en vervolgens geverfd door de verver. Daarna werden de woldraden op een weefgetouw gespannen en weefde de lakenwever de wol tot een laken van voorgeschreven afmetingen.

Om de vezels van de geweven lakens tot een dicht en gelijkmatig geheel te maken, werden de lakens gevold. Dit gebeurde eerst door voetvollers, die de stof in een grote bak betrappelden. Naderhand werd dit in zogenaamde volmolens gedaan.

Nadat de lakens waren gevold, werden ze op een raam gespannen en door de 'droogscheerder' helemaal glad geschoren. Nadat alle pluisjes en haartjes verwijderd waren bleef het eindproduct over: een vervilt, effen laken.

Luxe-product

Laken was niet iets dat iedereen zich kon veroorloven. Het was een luxe-product. Daarom was de productie van laken aan allerlei controles onderworpen die ervoor moesten zorgen dat de kwaliteit gewaarborgd bleef.

Om die reden werd de lakenhandel en -productie sterk beïnvloed door bepalingen van de landsheer of het stadsbestuur. Zo werd er en in Roermond vier keer accijns geheven: bij het wegen van de wol, tijdens het weven, na het vollen, en bij de laatste keuring. De laatste controle vond plaats in het gewanthuis, gelegen aan de markt. Al die accijnzen waren lucratief voor de Roermondse gemeentelijke schatkist, maar maakte hun laken wel extra duur.

Het lakengilde

De productie van laken was volledig in handen van het lakengilde. Dit bestond uit ambachtslieden die allemaal betrokken waren bij het productieproces: scheerders, ververs, wevers en vollers. In Maastricht hadden de ververs en droogscheerders zelfs hun eigen gilde. Dat geeft aan hoe groot de lakenindustrie daar destijds was.