Van zandweg tot snelweg
Tot 1850 waren er in Drenthe alleen maar zandwegen. Dit waren onverharde wegen die bestonden uit een zandbed op een ondergrond van zand, klei of veen. Deze wegen waren moeilijk begaanbaar voor paard en wagen. De wagen kon gaan kantelen of er kon wielbreuk ontstaan. De wagens hadden smalle houten wielen, waardoor er, vooral in het natte jaargetijde, diepe sporen ontstonden.
Maar ook te voet waren deze wegen moeilijk begaanbaar. Vooral na een flinke regenbui lagen de zandpaden vol plassen. Voor voetgangers werd er met palen een smal wandelpad afgescheiden. Ook waren er speciale voetpaden, de zogenaamde kerkenpaden, waarlangs de mensen 's zondags naar de kerk gingen. Vanaf de 19e eeuw werden alle zandwegen tussen Groningen en Drenthe veranderd in kunstwegen van steen.
Verharden van wegen
De kosten van het aanleggen en onderhoud van verharde wegen moesten worden terugverdiend met behulp van tolheffing. Op alle doorgaande wegen werden daarom tolhuisjes gebouwd. Het tolgeld bedroeg slechts enkele centen, afhankelijk van het vervoermiddel. De gemeente verpachtte het tolrecht voor één of meerdere jaren aan een tolgaarder. De hoogste inschrijver kreeg het recht tol te heffen. De tolgaarder moest dan maar zien hoe hij het inschrijfgeld en natuurlijk nog wat meer voor zijn eigen levensonderhoud terugkreeg. Hij zorgde er dus wel voor dat er niemand zonder te betalen langs de tolboom glipte.
In de jaren dertig, toen het gemotoriseerde verkeer toenam, werden de tollen ervaren als hinderpalen die het verkeer belemmerden. Daarnaast had het rijk ook de wegenbelasting ingevoerd. Op 30 april 1938 werden de tollen in De Groeve en in Zuidlaarderveen opgeheven. In 1939 stelden Provinciale Staten voor om alle tollen op te ruimen.
In Midlaren en bij de Drentse Aa in de weg naar Vries moest nog tot 1941 tol betaald worden. In Eelde, op de weg van Eelde naar De Punt en op de weg van Paterswolde naar Groningen, werden de tollen in 1947 opgeheven. De Rijksweg Assen - Groningen liep voor de omlegging in 1932 door het dorp Vries, via de latere Oude Asserstraat - Brinkstraat - Brink - Oude Rijksweg - Groningerstraat. Ondanks een beperkt verkeersaanbod vonden relatief veel aanrijdingen plaats op de splitsing Oude Asserstraat - Brinkstraat. Landbouwdieren, hand- en hondenkarren en fietsers waren de oorzaak van gevaarlijke situaties.
Noord-Willemskanaal
Het Noord-Willemskanaal tussen Assen en Groningen werd in 1861 in gebruik genomen en leek een impuls te worden voor de ontwikkeling van Noord-Drenthe. Het kanaal werd tussen de dorpsgebieden van Vries en Tynaarlo door gegraven. Zowel goederen als personen werden via de kanalen vervoerd. Door het vrij grote hoogteverschil tussen Assen en Groningen moesten er een aantal sluizen worden gebouwd.
Station Tynaarlo
Erg belangrijk voor de ontsluiting van Noord-Drenthe was ook de aanleg van de spoorweg. In 1870 werd de spoorlijn Meppel-Groningen geopend. Ten oosten van Tynaarlo werd een station gebouwd en van daaruit volgde de verharding van de weg naar Zuidlaren. Het station Vries- Zuidlaren was geopend van 1870 tot 1938. In 1968 werd het stationsgebouw gesloopt.
Paardentram
Toch werd nog in 1892 besloten tot de aanleg van een afzonderlijke paardentramweg tussen Groningen en Zuidlaren, die enkele jaren later werd doorgetrokken tot station Tynaarlo. Een paardentram is een tram op rails die werd getrokken door paarden. Tussen Groningen en Eelde werd in 1880 een omnibusdienst geopend. Het was een door paarden getrokken voertuig. Deze omnibus werd in 1896 vervangen door een paardentram op rails. De paarden moesten in 1921 plaatsmaken voor een T-Ford en later kwam de bus.
Forensisme
In de eerste helft van de 19e eeuw waren steeds meer rijke burgers uit de stad Groningen in Noord-Drenthe gaan wonen. Deze eerste fase van forensisme, de trek van welgestelde stadsburgers naar noordelijk Drenthe, werd vooral mogelijk gemaakt door de betere verbindingen over weg en water.
Opkomst van de auto
Vanaf 1941 waren er plannen voor de aanleg van een tramlijn Assen- Groningen via Ter Aard - Zeijen - Vries - Donderen - Eelde. Er waren meerdere opties. Vanuit de andere dorpen kwam een verzoek om deel te mogen uitmaken van het traject. Mede door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en door de opkomst van de autobus en de auto, is het er nooit van gekomen.
Hendrik Gerard van Holthe tot Echten, een politicus uit Assen, had als eerste een auto in Drenthe. Dat was is het jaar 1899. In Eelde waren er in 1919 drie personen met een auto en één persoon had een motor. Inmiddels kunnen we bijna niet meer zonder auto's. Er zijn veel nieuwe wegen bijgekomen. Het vervoer over de weg wordt steeds belangrijker. De kanalen worden nu alleen nog gebruikt voor waterbeheersing, pleziervaart en om in te vissen.