Leerkrachten

Werken in het veen

Halverwege de 19e eeuw werd het veen in de huidige gemeente Coevorden ontgonnen. De natte veengrond werd opgegraven, in blokken gedroogd en vervolgens per turfschip naar de steden vervoerd.
Hele gezinnen werkten in het veen, van half vier 's morgens tot half zes 's avonds. De mannen als turfschipper of veenarbeider. De vrouwen en kinderen werkten vaak als veenarbeider. Kinderen konden bijvoorbeeld erg goed turf stapelen. Of ze moesten op hun broertjes en zusjes passen. Alle beetjes hielpen om rond te komen. Wie geen geld had, leed honger.
Pas in 1901 kwam er een wet die kinderen tussen de 6 en 12 jaar verplichtte naar school te gaan. Na hun twaalfde gingen veel kinderen alsnog in het veen aan de slag. Zo ook mevrouw Geesje Cremer-Schonewille uit Dalerend. Ze vertelt dat ze vanaf haar 13de zes dagen in de week van zes uur 's ochtends tot zes uur 's avonds turf stapelde. Hiermee verdiende ze 1 gulden en een kwartje per week. Ter vergelijking: een volwassen man verdiende voor het zelfde aantal uren werk in het veen ongeveer 9 gulden in de week.

Op naar het veen!

Turf was gedurende lange tijd de enige brandstof en dus was de vraag naar arbeidskrachten in deze sector erg groot. Aanvulling met arbeiders uit het westen van het land bleek noodzakelijk. In het westen heerste er door de industrialisatie veel armoede en werkloosheid. Werklozen werden daarom vrijwillig of gedwongen naar Drenthe gestuurd om te werken in het veen.

Bruine goud

Turf werd ook wel het bruine goud genoemd; zoveel geld was het waard. Maar dat geld ging naar de veenbazen. Zij bouwden mooie villa's om in te wonen, bijvoorbeeld Villa Rigterink in Zwinderen.
De arbeiders kregen slecht betaald. Zij woonden met het hele gezin in een donkere plaggenhut. Zo'n plaggenhut is nu nog in het Openluchtmuseum in Schoonoord te bekijken. Geld voor kleding of voor school was er vaak niet. Veel mannen gebruikten hun loon om te gaan drinken in de kroeg. Op die manier konden ze de ellende thuis vergeten. Zo bleef er nog minder geld over om rond te komen. Er waren veel sociale problemen in de arbeidersgezinnen.

Dalerveen

De eerste verveners in de gemeente Dalen waren de inwoners van Dalen en Wachtum zelf. Zij stichtten het dorp Dalverveen aan de rand van de grote veenmoerassen. Tot in de 19de eeuw moesten de bewoners via het oude Kerkepad naar Dalen om bijvoorbeeld naar de kerk of naar school te gaan.
In de loop van 19de eeuw kreeg het dorp eigen voorzieningen, zoals een school in 1884, een zuivelfabriek en een korenmalerij. De enige weg in Dalerveen, was de Hoofdstraat, die dwars door het dorp liep. De andere straten waren allemaal zandwegen, die op Hoofdstraat uitkwamen.
De hoofdweg lag hoger dan de zandwegen. Daardoor gebeurden er wel eens ongelukken als het geregend had. Zo kantelde de wagen van petroleumventer Tieman eens. De blikken petroleum lagen overal in de modder. Behulpzame schoolkinderen hielpen de petroleumventer de blikken te verzamelen en de wagen weer omhoog te krijgen. Eenmaal op school werden de jongens door meester Beumkes weer naar huis gestuurd: de petroleum op hun kleding stonk verschrikkelijk. Ze mochten pas terugkomen als ze helemaal schoon waren.

Dalerpeel en Dalerend

In de 19e eeuw kwamen de ontginners van de veengebieden ten westen van Dalen terecht bij de woeste gronden. Verschillende vervenersmaatschappijen gingen zich bezig houden met het ontginnen van dit gebied. In dit gebied ontstonden verschillende dorpjes waar de veenarbeiders gingen wonen, zoals Dalerpeel, Dalerend en De Krim. Sommige gezinnen woonden niet in een huisje, maar in een keet (hut) of op een woonboot.

Schoonoord

Het dorp Schoonoord ontstond toen in 1854 vijftien mannen vertrokken vanuit Smilde. Ze namen gereedschappen voor in het veen mee. Bij de kruising van het Oranjekanaal met de weg van Rolde naar Sleen gingen ze in het veen werken. Al snel kwamen ook hun gezinnen vanuit Smilde. Langs het Oranjekanaal werden huizen gebouwd waar de gezinnen konden wonen, zo ontstond een nieuw dorp.
Er bleek veel werk in het veen te zijn, daarom kwamen ook vanuit Friesland, Overijssel, Gelderland, Zeeland en zelfs Duitsland veenarbeiders naar het gebied rondom Schoonoord om het veen te ontginnen.
Andere veendorpen in de gemeente Coevorden zijn Geesbrug, Stieltjeskanaal, 't Haantje, Kibbelveen, De Kiel en Steenwijksmoer. De veendorpen ontstonden langs de kanalen die voor de afvoer van turf gegraven werden. Het waren langgerekte dorpen, waarbij de meeste huizen langs het kanaal of langs een weg werden gebouwd.