Anekdote

Interview met een oude bewoonster van het veen

In 1993 had mevr. Minie Snippe-Post op verzoek van de stichting Aold Daol'n een gesprek met mevrouw Cremer-Schonewille. Zij was destijds 82 jaar en woonde in De Voorde in Coevorden. Het verhaal van mevouw Cremer gaat over haar leven in Dalerend en Dalerpeel. Het geeft een goed beeld uit de eerste helft van de vorige eeuw; hard werken en trots zijn op je gezin.

Toen ze 6 jaar was is ze op Dalerend komen wonen. Daar heeft ze 36 jaar in een schip gewoond. Met drie boten lagen ze aan een steiger, die gebruikt werd om de turf in te laden (de Steigerwijk). Haar vader was visser en jager en werkte in het veen. Als hardloper (op de schaats) won hij vele prijzen, zoals een gouden horloge, honderd gulden en een medaille van de koningin. Vader had als bijnaam 'de kreie' (de kraai). Hij was een groot nationaal schaatskampioen. Hij wilde graag dat zij ook hardloopster werd. Deze wens had ze echter niet, ondanks dat ze goed kon schaatsen. Vader Schonewillle was ook visserman en ging elke week met een wasaker vol paling, gevangen in de wijken, naar Coevorden om die te verkopen. Vader was ook jager. In de herfst leefden ze van de jacht, 's winters van het veen en s' zomers van de paling.

Ze leefden op een schip en hadden het goed. Geesje was de jongste van de kinderen en woonde daar samen met haar twee oudere broers. Ze heeft ook nog oudere zussen, maar die waren in haar jeugd al getrouwd. Ze ging naar school in Dalerend. Vanaf haar 13e werken bij een boer of in het veen. Ze verdiende één gulden en één kwartje per week en moest hiervoor werken van zes tot zes en 6 dagen per week. Bij het werken in het veen kon ze haar eigen tijd indelen. Werken in het veen was wel zwaar, maar had ook mooie dingen: als ze mooie "loeve" met de turf op het schip had gezet kreeg ze 60 cent fooi; een mooi bedrag extra in drie dagen. Het was een mooi leven. Er was geen tv maar ze zongen 's avonds wel tot 11.00 uur; psalmen en ook andere liederen. Ze gingen naar de kerk in Elim. De kinderen gingen naar de zondagsschool in Dalerend en naar de meisjesvereniging in Dalerpeel. Ze liepen langs de Steigerwijk over het veen tussen de turf door.
Het gebied was een mooie wildernis. Ze ging vaak brummels (bramen) plukken, vluchtte weg voor 'harders' (adders) en 's winters sneden ze bente voor het maken van bezems. Die konden ze ruilen voor eten bij een winkelier uit Hollandseveld. Er stond eerst nog geen boom bij het schip. Haar moeder maakte dan 's zomers met een paar stokken en een laken een schaduwplekje om te spelen. Er werd wel wat verbouwd met de 'tonnetjesmest' en de as als bemesting.

Geesje is getrouwd met Johannes Cremer van de Vossebelt. Ze hebben elkaar ontmoet op de markt in de stad Coevorden. Daar gingen ze op de fiets naar toe als er bijvoorbeeld markt was, zoals met Ganzenmarkt. Ze hebben eerst samen op de Vossebelt gewoond maar daar mocht ze niet graag zijn. De put was zo eng. Ze zijn toen samen naar haar ouders gegaan. Haar vader heeft voor een nieuw schip gezorgd. Ze kochten een bok, een plat turfschip en hebben daar zelf een 'roef opgeslagen'. De eerste 20 jaar van haar huwelijk hebben ze 11 kinderen gekregen. De eerste werd geboren in 1933. Bij de geboorte was altijd een dokter en haar moeder aanwezig. Na de 10 dagen kraamtijd in bed moest ze daarna in één keer weer al het werk zelf doen b.v. wassen met de hand tot nagels versleten waren. Toen het schip te klein werd, met alle kinderen die geboren werden, hebben ze een groter schip gekregen. Dat ging lek en toen hebben ze daarvan een 'boete geslagen'. Een boete is een houten huisje dat op het veen gebouwd werd. Je kon dit zomaar bouwen, zonder het land te kopen en zonder vergunning. Haar man kende het werk in het veen niet, dat heeft hij toen geleerd. Hij werkte ook 3 maanden per jaar in de aardappelmeelfabriek in Coevorden, later in Havelte en bij de Davo in Deventer.

In de boete kon je zo naar buiten kijken door de kieren. De kinderen waren vaak ziek. Ze moesten soms met een 'botterkladde'op de borst slapen. Ook moesten ze soms binnen blijven want ze hadden geen klompen. Zelf maakte ze dan slofjes om de voeten warm te houden. In de boete was net ruimte om te zitten, te koken en te slapen. Drie kinderen in een groot bed en de jongste aan het voeteneind van hun eigen bed. Haar belangrijkste werk was ervoor te zorgen dat haar kinderen er netjes uitzagen. Zij wilde niet minder zijn dan anderen. Toen de nieuwe burgermeester van Dalen (Wessels-Boer) bij de school op bezoek kwam, mochten haar kinderen vooraan staan omdat ze zo mooi aangekleed waren. Haar kinderen konden ook met alle kinderen spelen. Als de juffrouw van de school kwam en haar moeder en de juffrouw van de sociale zaken, kregen ze gebakken vis. Dan boende ik de vloer en poetste de tafel tot die zo wit was als krijt. Het was wel armoedig. Toen de boete lekte haalde ze beddengoed bij haar moeder, zodat de kinderen droog konden slapen. Het was er 's nachts pikdonker. De mensen hadden alleen petroleum lampen en buiten kon je iets zien met een stormlantaarn, ook op petroleum.

Maar ook dit huisje bleek al snel te klein en toen er nieuwe huizen in Dalerpeel aan de Prins Hendrikstraat gebouwd werden kwamen ze daarvoor in aanmerking. Dat was een groot huis waar ze wel met 20 mensen in konden wonen. Later kregen ze weer een andere woning in Dalerpeel; een bejaardenwoning. Ze waren lid van de reisvereniging in het dorp. Het hele jaar door spaarden ze om mee te kunnen met het jaarlijkse reisje. Op 6 juli 2010 is mevrouw Cremer-Schonewille overleden. Ze was bijna 100 jaar oud.