Berwoutsmoer

Een middeleeuwse nederzetting bij Ooltgensplaat op Goeree-Overflakkee

Overflakkee is vanaf de vijftiende eeuw ontstaan. De oudste polder is Dirksland (1416). Daarna volgden onder meer Grijsoord (Oude-Tonge), Middelharnis, Sommelsdijk en Sint Adolfsland (Ooltgensplaat). Maar dat is niet het hele verhaal. Ook vóór de vijftiende eeuw was er al bewoning in het gebied. Dat bewijst de opgraving door amateurarcheologen van Berwoutsmoer, die plaatsvond tussen 1979 en 1987.

De ‘oude bewoningssporen’ kwamen bij eb boven water, onder een afgeslagen gors aan de rand van het Volkerak, nabij de havenuitgang van Ooltgensplaat. Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) stelde algauw na de eerste vondsten vast dat het om materiaal ging uit de laat-dertiende en begin-veertiende eeuw. De bewoningssporen waren dus van vóór de grote overstromingen.

Turfwinning

In het veengebied woonden tussen 1200 en 1400 mensen die zich bezighielden met de turfwinning. De turf gebruikten ze als brandstof, voor de winning van zout en om huizen mee te bouwen. Ook was   er sprake van landbouw, veeteelt, vogeljacht en visserij.

Twee huizen

Gevonden zijn de resten van twee huizen of boerderijen, opgebouwd uit veenzoden, met een houten wand, een rieten dak en een open stookplaats in het midden. Op het dak stond een versierde koker van aardewerk, die liet zien dat er een zekere welstand was. Ook kwam een stookplaatsje voor ijzerbewerking in de open lucht aan de oppervlakte, en een aantal putten achter de huizen. De nederzetting werd doorsneden door een kreek, die de amateur-archeologen ook wisten bloot te leggen.

Voorwerpen

Daarnaast kwamen tijdens de opgravingen tal van voorwerpen uit de kreek en het gors naar boven. Zoals duizenden scherven van aardewerk, dat de bewoners van Berwoutsmoer gebruikten om in te koken en uit te eten en te drinken. Voedselresten als walnoten, hazelnoten, kersenpitten en een wilde perzik behoren ook tot de vondsten. Verder: slachtafval en botten van varkens, schapen, geiten, paarden en vogels. Dat laat zien wat men at en welke dieren op en rond het erf rondliepen.

Andere vondsten zijn glas, glas-in-lood, restanten van leren schoeisel en metalen voorwerpen, zoals gespen, spelden, sluitingen, riemeinden, pelgrimsinsignes en andere opsmuk, zoals sierbroches.

Na de opgraving volgde nog een lange tijd van onderzoeken, determineren, beschrijven en tekenen, scherven aaneen puzzelen, restaureren en wetenschappers raadplegen. Uit alle verzamelde informatie komt naar voren dat de nederzetting welvarend was.

Eilandje

Hoe de nederzetting heette is niet bekend. Het gebied staat op oude kaarten aangeduid als Berwoutsmoer. Het was een niet bedijkt eilandje, dat na het midden van de dertiende eeuw bij uitzonderlijk hoog water overstroomde. Drie rivieren doorkruisten het veengebied: de Striene, de Tille en de Beninge, alle drie aftakkingen van de Maas. Berwoutsmoer was dus goed bereikbaar. Daarom stelde de heer van Putten op 6 juni 1237 een akte op om het gebied te ontginnen, vooral voor de winning van turf.

De Motte

De opgraving van Berwoutsmoer is uitgevoerd door amateurarcheologen van historische vereniging   voor Goeree-Overflakkee De Motte. In totaal waren ze tussen 1979 en 1987 vijftig dagen aan het graven – alleen bij eb, als het gors enkele uren begaanbaar was. Ter gelegenheid van het vijftigjarig jubileum van de vereniging in 2019 is het boek Boeren in Berwoutsmoer. Opgegraven onder Ooltgensplaat verschenen. Het is geschreven door Rias Olivier, een van de oprichters van De Motte.

In het Streekmuseum Goeree-Overflakkee in Sommelsdijk zijn twee vitrines waarin Berwoutsmoer tot leven komt. Er zijn vondsten en een maquette van de laatmiddeleeuwse nederzetting te zien.