Vuurstedengeld

Vroegere belastingen

Tijd van ontdekkers en hervormers

De lasten van landbestuur en -verdediging drukten van oudsher vooral op de schouders van de boereningezetenen. Eén van de oudst bekende belastingaanslagen is het Schattingregister van 1475. Tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zou de belastingdruk aanzienlijk toenemen. Tussen 1675 en 1758 was voor de armste bevolkingsgroepen de geringe stijging van inkomens toe te schrijven aan de verzwaring van de belasting.

Schatting

Een schatting was een incidenteel verzoek van de landsheer (bisschop van Utrecht) aan de eigenaren van onroerend goed op het platteland om zijn militaire uitgaven te betalen. In het Schattingsregister vinden we onder Denekamp Elverking (erve Elferinck of Elferman in Berghum) als één van de belaste erven, dat voor 3 Rijnlandse gulden werd aangeslagen. De Rijnlandse goudgulden werd in de 14de tot 16de eeuw geslagen door de keurvorsten aan de Rijn, was gelijk aan 27 stuiver en tot 1577 betaalmiddel in Overijssel. Een arbeider verdiende toen ongeveer 4 stuivers per dag.

Verponding

In de 17de en 18de eeuw werd een belasting onder de naam "verponding" geheven. In 1600 voerde de Republiek deze belasting in, die werd geheven op onroerend goed, zoals grondstukken en huizen. Vrijgesteld waren bezitters van goederen binnen de stadsgrachten, evenals armlastigen. Bij bouwland moest voor elke mudde gezaai (ongeveer 0,3 ha ingezaaid land) 15 stuiver worden betaald. Voor het overige land werd van de pachtsom de 7de Penning (het zevende deel) geheven. In 1601 was het erve Elferinck 12 mudde (ongeveer 3,6 ha) zaailand en 4 "dachmall" (2,3 ha) hooi groot. Het register van 1764 geeft een volledig overzicht van het aantal gezinnen. Samen met de volkstellingen van 1748 en 1795 geeft deze bron inzicht in de samenstelling van de bevolking in Twente van die tijd.

Paardengeld

De belasting op paarden dateert van 1602. De belasting werd geheven op paarden van 2 jaar en ouder. Afhankelijk van plaats of streek betaalde men 12, 10 of 8 stuiver per paard. Vanaf 1612 moest er voor de zogenaamde "reliqua" (schapen, varkens en bijenkorven) jaarlijks 1 stuiver worden opgebracht. Elferinck had vier paarden, zes varkens en twee schapen.

Vuurstedengeld

In 1598 besloten de Staten van Overijssel belasting te heffen op vuursteden (stookplaatsen). Hierbij ging het om een soort belasting op huizen, waarbij de grootte van het huis en daarmee het te betalen bedrag afgemeten werd aan het aantal kamers waar een vuur kon worden gestookt. Het schoorsteen- of vuurstedengeld werd pas ingevoerd in 1628. Iedere stookplaats werd met 20 stuiver belast. In bepaalde gevallen kon men vrijstelling krijgen, zoals bij armlastigheid of als de inrichting van het huis sterk was verwaarloosd. Elferman werd voor één oven aangeslagen.

Hoofdgeld

Een andere vorm van belasting was het "hoofdgeld" dat door de Staten van Overijssel in 1675 werd ingevoerd. Voor iedereen die ouder was dan 16 jaar moest het gezinshoofd 15 stuiver betalen. In het register van 1764 is 40% van de bevolking in het gericht Ootmarsum onvermogend en niet in staat het hoofdgeld te betalen. Elferman moest f 3,‒ betalen.

Zoutgeld

In 1693 gingen de Staten van Overijssel ertoe over mensen al naar gelang hun vermogen aan te slaan voor een bepaald bedrag aan "zoutgeld". Het te betalen bedrag was gebaseerd op de taxaties van de "1000ste Penning", een in 1638 ingestelde belasting op onroerend goed. Vandaar dat de registers van de "1000ste Penning" en het "zoutgeld" uit 1694 bij elkaar zijn gevoegd. Elferman moest f 1,‒ en 10 stuiver betalen.

Quotisatie (berekening van ieders aandeel)

In 1749 besloten de Staten van Overijssel een eenmalige belasting op het inkomen, "hoofdgeld" te heffen. Voor elk lid van het huishouden moest worden betaald, uitgezonderd kinderen. Er waren twaalf inkomensklassen. Huishoudens met de laagste inkomensklasse, van f 100,‒ tot f 200,‒ per jaar, betaalden jaarlijks f 1,‒ per belastingplichtige persoon. De hoogste inkomensklasse, met meer dan f 5000,‒, droeg f 14,‒ af. Elferman moest in de 10de klasse voor vijf volwassenen f 10,‒ betalen.
In 1795 veroverden Franse troepen de Republiek. Napoleon wilde een modern bestuur en belastingsysteem. De "verponding" werd in 1806 vervangen door een uniforme landelijke grondbelasting. Vanaf 1808 moesten huishoudens belasting op hun inkomen betalen. Deze belasting is de voorloper van ons huidige inkomstenbelastingstelsel. Er waren 41 inkomensklassen met tarieven van 50 cent tot f 1200,‒. Elferman werd in de 34ste klasse voor f 10,‒ aangeslagen.