Huize Den Berg

De havezaten

Tijd van pruiken en revoluties

De jonge edelman Willem Jan van Dedem, zoon van de Zwolse burgemeester Gijsbert van Dedem, koesterde politieke ambities. Om toegelaten te worden tot de invloedrijke Ridderschap van Overijssel moest hij beschikken over een voornaam buitenhuis, een zogenaamde havezate. Zo bezat zijn broer Coenraad Willem het huis De Gelder onder Wijhe. In 1703 zag Willem Jan zijn kans schoon. Hij kocht de vervallen havezate Den Berg, even ten zuiden van Dalfsen in de buurschap Millegen, van jonkheer Van Coeverden. Nog in datzelfde jaar nam hij namens de Ridderschap deel aan de vergadering van de Staten van Overijssel. Na aankoop liet hij Den Berg afbreken en bouwde er het huidige huis voor in de plaats. Het eenvoudige, maar voorname gebouw mag gelden als een prototype van een Sallandse landedelmanswoning uit de eerste helft van de 18de eeuw.

Versterkte woning

Dalfsen heeft een tiental havezaten gekend. De meeste stammen uit de Middeleeuwen, toen zij dienden als versterkte woonplaats van de dienstmannen van de landsheer, de bisschop van Utrecht. Oorspronkelijk betekende havezate gewoon hofstede. Na verloop van tijd werd er verschil gemaakt tussen een herenhofstede van een edelman en de boerenhofstede. De adellijke vazallen of leenmannen van de bisschop begonnen hun hofsteden te versterken. Er werd een wal en een gracht rondom het huis aangelegd en vaak ook een houten palissade als extra bescherming tegen rondtrekkende roversbendes. In 1190 was er al sprake van een versterkte hoeve Rechteren onder Dalfsen. Een eigenaar bouwde zijn huis het liefst zo centraal mogelijk binnen zijn grondgebied, vaak op een zandrug vlakbij een rivier en een landweg. Uit sommige van deze versterkte hoeves ontstonden kastelen. In Dalfsen waren dat Gerner, Rechteren en De Rutenberg. De adellijke bewoners van deze landgoederen traden op als helpers van de landsheer in geval van oorlog.

Havezate, politieke functie

Toen de Staten van Overijssel in 1578 het gezag van landsheer Philips II verwierpen, ontstond er een soeverein gewest Overijssel, dat deel uitmaakte van de Republiek. Het provinciebestuur bestond uit de Ridderschap van Overijssel en de hoofdsteden Deventer, Kampen en Zwolle. De Ridderschap trad op als vertegenwoordiger van het platteland. Alleen adellijke bewoners van versterkte huizen, vanaf die tijd havezaten genoemd, mochten toetreden tot de Ridderschap. Later golden ook het belijden van het protestantse geloof en een vermogen van minstens f 25.000,‒ als voorwaarden voor toetreding. Onder deze condities konden edellieden deelnemen aan het provinciaal bestuur, politieke ambten vervullen en zekere belastingvoordelen genieten. Juist in deze politieke functie onderscheidden de havezaten zich van de meer reguliere landhuizen, zoals Den Aalshorst, De Horte en Hessum, die vaak door katholieke of minder gegoede edellieden of burgers bewoond werden.

Recht van verschrijving

In 1646 is er een lijst opgesteld van alle havezaten in Overijssel, "het boek van eed en ordere op de admissie ten landdage". Naast de oorspronkelijke kastelen in Dalfsen telde het schoutambt Dalfsen nog diverse andere havezaten. In de buurschap Lenthe waren dat Den Alerdinck (nu in Laag Zuthem), De Kuile en Melenhorst. In Emmen waren Dieze (later Mataram) en Vechterweert te vinden. Bij het kerkdorp Dalfsen stond De Leemcule en bij Nieuwleusen het Oosterveen. Den Berg ligt in Millegen. Verkocht een adellijke familie een havezate aan een niet adellijk persoon, dan kon men het recht van verschrijving in de Ridderschap verkopen of verleggen op een ander huis. Zo is het recht van havezate in 1640 verlegd van de Dieze in Emmen naar het huis Oosterveen in Nieuwleusen. Nadat in 1795 onder het bewind van de Fransen alle rechten van havezaten waren vervallen, was het bezit ervan niet meer lonend. Bij gebrek aan bouwmaterialen in de Franse tijd werden veel huizen afgebroken. Als bouwmateriaal bracht de havezate vaak meer op dan bij verkoop als woonhuis. Alleen havezate Den Berg doorstond in Dalfsen de tand des tijds.