Maartensdijk

De ontginningen

Een ontginningswater is de Tolakker, met als zijontginningsassen de St. Maartensdijk, de Nieuwe Wetering, de Oude Wetering en het water waar Blauwkapel aan ligt. Langs deze weteringen ontstonden boerderijstroken. In de vijftiende eeuw werd aan het begin van de Maartensdijk een kapel gebouwd, wat aangeeft dat er voldoende mensen in de omgeving woonden. Daaromheen ontstond een nederzetting. De ontginner kreeg vaak de lagere rechtsmacht in het gebied dat hij aan het veen ontworstelde. Dat betekende dat hij het recht verkreeg om misdaden te berechten, waarop geldstraffen stonden. Daarmee kon hij een deel van zijn onkosten terugverdienen, omdat hij recht had op een percentage van de uitgeschreven boeten.

Zo ontstonden ten noordoosten van Utrecht de gerechten Oostbroek, Overdevecht, Herbertskop, Oostveen en Achttienhoven. Het gerecht Oostbroek was in handen van het klooster van St. Laurens in De Bilt. Overdevecht was eigendom van de familie OverdeVecht, dat zich vernoemd had naar het goed Overdevecht dat al in de twaalfde eeuw net ten zuiden van de Biltsestraatweg lag. Gerechtsheer van Oostveen was het Domkapittel. De Hoofddijk vormde tot 1954 de grens tussen Utrecht en Maartensdijk. De naam Maartensdijk was afkomstig van het Domkapittel. Dit kapittel vernoemde de nederzetting naar hun patroonheilige, St. Maarten.