Mobilisaties

Utrechtse Vestinggordel

Vijftig jaar na de bouw van de waterlinie, tijdens de Frans-Duitse Oorlog in 1870, werden de forten voor het eerst bemand met soldaten. De forten bleken in slechte staat te zijn. Accommodatie voor de soldaten was slecht of zelfs afwezig en de koude en vochtige forten waren weinig bevorderlijk voor de gezondheid.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden de forten voor de tweede keer bemand. Omdat de forten inmiddels niet meer tegen artillerievuur bestand waren, moesten de militairen een uitgebreid stelsel van loopgraven, grachten en prikkeldraadversperringen om de forten aanleggen. Ook werden langs de toegangswegen en spoorlijnen schansen en voorposten aangelegd.

In 1939 werden de forten voor de laatste keer in staat van verdediging gebracht. Opnieuw bleken ze ernstig verwaarloosd en verouderd. Om de verdediging rond Utrecht enigszins te moderniseren, werden 300 extra groepsschuilplaatsen en 34 koepelkazematten in versneld tempo aangelegd. Rond de forten werden loopgraven aangelegd. Ook trad de Kringenwet in werking. Bij het fort op de Ruigenhoekse dijk werden drie boerenbedrijven platgebrand.