Philippus Rovenius

Gertrudiskapel

Philippus Rovenius werd in 1573 in Deventer geboren als Philips van Rouveen. Zijn ouders verhuisden van Deventer naar Emmerik om vrijelijk hun katholiek geloof te kunnen belijden. Rovenius studeerde aan de universiteit van Leuven en werd daar in 1599 tot priester gewijd. Hij werkte als vicaris-generaal van het bisdom Deventer, waar in die tijd geen bisschop was. Daarnaast was hij deken van het Sint-Plechelmuskapittel in Oldenzaal. In 1614 werd Rovenius aangesteld als apostolisch vicaris van het bisdom Utrecht, als opvolger van Sasbout Vosmeer. Hij bleef voorlopig in Oldenzaal wonen. Toen Oldenzaal zich in 1626 overgaf aan prins Frederik Hendrik, liet Rovenius de Sint-Plechelmuskerk plechtig ontruimen en hij vermaande de katholieken in Oldenzaal om hun geloof trouw te blijven. Door Rovenius' werk is het merendeel van de inwoners van Twente katholiek gebleven.

Rovenius maakte een reis naar Rome en trok ook rond door Nederland. Ondertussen stelde hij het gebedenboek 'Het Gulden wierookvat' samen, dat eeuwenlang populair bleef.
In 1639 werd Rovenius uit Utrecht verbannen. Rovenius moest zich voortaan schuilhouden, terwijl hij steeds meer problemen kreeg met zijn gezondheid. Ondanks de verbanning verbleef hij vaak bij Henrica van Duvenvoorde op de Plompetorengracht in Utrecht. Eenmaal wist hij bij een inval in het huis verkleed als vrouw te ontsnappen. In 1651 stierf hij in het huis van Henrica, Plompetorengracht nummer 5. Henrica en haar personeel begroeven hem in het geheim in de stal. Zeven jaar later groeven ze zijn lichaam weer op om het ergens anders opnieuw te begraven. Het graf van Rovenius is nog steeds niet gevonden.