Hugo de Groot in ongenade

Godsdienstconflicten leiden tot een staatsgreep

Op 22 maart 1621 ontsnapte de rechtsgeleerde Hugo de Groot in een boekenkist uit de staatsgevangenis Slot Loevestein. Hierin werd hij bijgestaan door zijn vrouw Maria van Reigersbergh en haar dienstmeisje Elsje van Houwelingen.

Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) was er een godsdienstconflict gaande binnen de gereformeerde kerk tussen de Arminianen en de Gomaristen. Hugo de Groot of Grotius, zoals hij zichzelf in het Latijn noemde, koos de kant van de Arminianen, evenals Johan van Oldenbarnevelt, raadpensionaris (rechtskundig adviseur) van de Staten van Holland. De Arminianen werden ‘rekkelijken’ genoemd, omdat ze een tolerante levenshouding voorstonden. Stadhouder Maurits hing de strenge Gomaristen aan, ook ‘preciezen’ genoemd.

Maurits was opperbevelhebber van het staatse leger. Van Oldenbarnevelt liet in 1617 de Staten van Holland een resolutie aannemen, waarbij de steden zelfstandig huurlegers konden aantrekken. Daarmee ondermijnde hij het gezag van de stadhouder. Het godsdienstconflict werd een politiek conflict met als inzet de macht tussen de Staten van Holland en de stadhouder. Maurits pleegde daarop in 1618 een staatsgreep. Hij liet Van Oldenbarnevelt en zijn invloedrijke bondgenoot Grotius arresteren op verdenking van hoogverraad. Van Oldenbarnevelt werd op 13 mei 1619 op het Binnenhof in Den Haag onthoofd. Grotius kreeg levenslange gevangenisstraf en werd op 5 juni 1619 overgebracht naar Loevestein.

Hugo de Groot werd in 1583 aan de Oude Langendijk geboren als zoon van de Delftse burgemeester Jan de Groot. De zeer intelligente jongen ging al op 7-jarige leeftijd naar de Latijnse school (het latere gymnasium) aan de Schoolstraat. Op 11-jarige leeftijd vertrok hij naar de universiteit in Leiden, waar hij op zijn veertiende afstudeerde. In 1598 nam Van Oldenbarnevelt hem mee op een gezantschap naar Frankrijk met als (vergeefs) doel steun te krijgen in de opstand tegen Spanje. Grotius gebruikte dat bezoek om in Orléans te promoveren tot doctor in het burgerlijke en kerkelijke recht. De Franse koning Hendrik IV noemde hem ‘le miracle de la Hollande’.

Grotius begon zijn carrière in 1600 als advocaat in Den Haag. Hij publiceerde verschillende juridische werken, zoals in 1609 in opdracht van de VOC Mare Liberum, een pleidooi voor de vrije handel op de wereldzeeën. In 1613 werd hij pensionaris van Rotterdam. Tot het noodlottige jaar 1618! Gevangen op Loevestein kon Grotius werken aan de Inleijdinghe tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid, waarvoor de benodigde boeken per kist werden aangevoerd. Zijn vrouw Maria en haar dienstmeisje Elsje ontwikkelden een ontsnappingsplan, waarvoor lang werd geoefend. In plaats van boeken lag Grotius in de kist die door soldaten werd opgehaald. Elsje van Houweningen vergezelde de soldaten om ze af te leiden. In Gorinchem verkleedde Grotius zich als metselaar en vertrok naar Parijs. Daar schreef hij in 1625 De Jure Belli ac Pacis (Over het recht van oorlog en vrede), dat de basis werd van het volkenrecht. Grotius werd in 1634 ambassadeur van Zweden in Parijs. Omdat hij in die functie faalde, werd hij ontslagen. Tijdens zijn terugreis in 1645 vanuit Stockholm naar Lübeck raakte zijn schip ver uit koers en verging. Grotius overleefde de schipbreuk, maar op doorreis werd hij ziek en overleed totaal uitgeput in Rostock.

Grotius werd begraven in de Nieuwe Kerk in Delft. In 1886 werd hij geëerd met een groot standbeeld op de Markt. Zijn laatste woorden waren: ‘Ik heb alles begrepen en niets bereikt’. Toch wel. Hij leeft voort in het volkenrecht en zijn Mare Liberum wordt nog steeds gebruikt bij het zeerecht.