Ontwikkeling bollencultuur

Bollenteelt beeldbepalend

Als er één economische activiteit is die bepalend is geweest in de gemeente Voorhout, dan is het de bloembollenteelt. Waren het tot 1850 koeien en kruiden die rondom Voorhout geld in het laatje brachten, daarna kwamen tulp, narcis en hyacint op.

Waar in Sassenheim nog slechts statige panden aan de Hoofdstraat herinneren aan de glorietijd van de bloembollenteelt, en in Warmond de goede kijker her en der nog een bollenschuur weet te ontwaren, is Voorhout nog steeds een bloembollengemeente bij uitstek. Elk voorjaar zijn de velden rondom het dorp ingekleurd met heftige tinten, en wisselen zuurstokroze en brandweerrood elkaar af.

Ooit was dit anders. Van de ruim duizend jaar dat Voorhout oud is, beslaat de geschiedenis van de bloembollenteelt ruim 10% van die periode. Wie er ooit mee begonnen is, weten we niet. Wel is aan de hand van oude veilingcatalogi te achterhalen dat er in ieder geval rond 1850 sprake is van de eerste commerciële bloembollenteelt. Zo worden in 1860 te velde staande hyacinten geveild die stonden opgepland langs de huidige Jacoba van Beierenweg.

Kennelijk zagen de Voorhouters dat deze nieuwe teelt wel goed ging. En zo groeide de bloembollenteelt langzaam maar zeker. Ingeklemd tussen Lisse, de Kagerplassen, Voorhout en Warmond bleef er maar relatief weinig grond over voor deze gemeente. Het dorp zat met zijn bebouwing dan ook al snel aan zijn grenzen. Van lieverlee startten Voorhouters ook met de bollenteelt. In ieder geval rond 1880 moet er al op enige schaal sprake zijn van bollenteelt. Want voor de bouw van de Bartholomeuskerk, die in 1883 in gebruik werd genomen, zijn enkele malen speciale bloembollenveilingen gehouden ten bate van de te bouwen kerk. Als dank voor dit gebaar zijn tulpen en andere bolgewassen geschilderd aan de binnenzijde van het dak van de kerk.

Groeiend areaal

Hoe de teelt zich in Voorhout ontwikkelde, is in ieder geval te herleiden uit de oppervlakteregistratie, zoals die ook eind 19e eeuw al werd bijgehouden. In 1882 beslaat het totale areaal bloembolgewassen in Voorhout 40 ha, waarvan ruim de helft hyacinten is. In die tijd speelt de tulp nog slechts een beperkte rol. In 1900 is die oppervlakte verviervoudigd tot 170 ha, en zijn er 42 kwekers. In 1910 beslaat de bloembollenteelt 386 ha en twee jaar later is dat 392 ha. De tulp heeft dan het stokje al overgenomen en is in 1913 met 148 ha veruit het grootste gewas, gevolgd door de narcis met 91 ha en de hyacint met 77 ha. Die groei zet de jaren erna nog verder door. In 1921 is het nog 373 ha, maar in 1930 staat er 436 ha bloembollen in de gemeente Voorhout. De crisisjaren doen de teelt echter geen goed. Tien jaar later is er bijna 200 ha verdwenen. Ook de Tweede Wereldoorlog doet de teelt geen goed. Daarna kan de sector weer gaan werken aan groei. Maar dan neemt vooral het aantal bedrijven sterk af, een ontwikkeling die doorgaat tot op de dag van vandaag.

Klinkende namen

Velen zijn actief geweest in de bloembollensector. Het levert een indrukwekkende rij met namen op, waarbij een aantal met grote regelmaat komt bovendrijven. Wat te denken van bedrijven als Van Reisen, geruime tijd met vijf bedrijven in de gemeente vertegenwoordigd, Zonneveld, ook met diverse bedrijven, Verdegaal, Prins, Warmerdam, Vester, Van der Geer, Jansze, Knoppert, en niet te vergeten Colijn. Dit laatste bedrijf heeft Voorhout alleen al een van de meest markante bedrijfspanden uit de geschiedenis van de bloembollenteelt nagelaten. Er valt veel voor te zeggen om zuinig te zijn op dit cultureel erfgoed.

Uitbreiding

Vanaf eind 16e eeuw arriveren in Nederland verschillende bolgewassen, zoals tulp, hyacint en krokus. Lange tijd zijn zij zo exclusief dat alleen welgestelden ze in kleine aantallen in hun lusthoven konden aanplanten. Pas in de 18e eeuw ontstaan in Haarlem een teelt op kleine schaal. De opbrengst daarvan is ook dan nog bestemd voor beter gesitueerden, maar dan niet alleen in Nederland, maar ook in bijvoorbeeld de vele Duitse vorstendommen. In de 19e eeuw neemt de welvaart onder de gewone burger langzaam maar zeker toe. Een van de gevolgen is dat de burger geld kan besteden aan allerlei siergewassen, waaronder bloembollen. Vanaf halverwege de 19e eeuw leidt dit tot een uitbreiding van de bloembollenteelt. Eerst richting Overveen en Santpoort, daarna langs de oude doorgaande weg tussen Haarlem en Leiden, in plaatsen als Heemstede, Hillegom, Lisse en Sassenheim. Van daaruit waaiert de teelt uit richting het westen, en groeit het areaal in dorpen zoals Voorhout en Noordwijkerhout.

De reden voor het ontstaan van de bollenteelt in deze plaatsen is gelegen in de bodemgesteldheid. Wie een bodemkaart van de Bloembollenstreek bekijkt, ziet dat er van noord naar zuid een aantal zandruggen lopen. Een ervan loopt over de lijn Haarlem-Leiden, maar door de gemeente Voorhout loopt er ook een. Deze ligt iets ten westen van de Jacoba van Beierenweg, nu nog te zien aan een aantal historische boerderijen langs deze weg. De verklaring hiervoor is de ligging van de vroegere duinen. Deze liepen vroeger tot de Herenweg aan toe. Tussen deze duinenrijen liggen laagtes die nat blijven, hetgeen veenvorming tot gevolg heeft. Dit verklaart ook waarom de Leidsevaart zo gemakkelijk kon worden gegraven. Hier was sprake van een strook van noord naar zuid die laag lag en nat was.

Vereniging

De bloembollensector kent sinds 1860 een vereniging die de belangen van zijn leden behartigt. Het is de Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur, sinds 1953 voorzien van het predikaat Koninklijke, en sindsdien kortweg aangeduid als KAVB. Bloembollentelers konden zich vrijwillig bij deze vereniging aansluiten, en in tegenstelling tot vele andere verenigingen die in die tijd werden opgericht, kende de KAVB geen religieuze achtergrond. Het was en is met recht een ‘algemeene’ vereniging. In 1879 werd door de stelselmatige toename van het aantal leden besloten om een afdelingsstructuur in het leven te roepen. Dit maakte de bestuurlijkheid van de vereniging beter. Sassenheim was een van de afdelingen van het eerste uur. Aanvankelijk vielen de Voorhoutse leden ook onder de afdeling Sassenheim. In 1895 was het ledenaantal in Voorhout kennelijk voldoende om tot de oprichting van een eigen afdeling over te gaan. Kennelijk, want zeker weten doen we het niet. De notulen van de eerste paar jaar ontbreken, en dus is het slechts gissen naar de redenen om een eigen afdeling te beginnen. Veel rumoer bracht de splitsing niet met zich mee, want uit de notulen van de afdeling Sassenheim blijkt dat er in goede orde van elkaar afscheid is genomen.

Vooruitstrevend

Diezelfde afdeling is wat betreft samenwerking in de gemeente Teylingen zijn tijd ver vooruit. Begin jaren tachtig doet de afdeling Sassenheim het verzoek om te fuseren met Voorhout. Aanvankelijk zien de Voorhoutse leden dit niet zo zitten, maar op 5 april 1984 is de fusie een feit. De nieuwe naam van de afdeling wordt dan Voorhout-Sassenheim, terwijl die voor 1895 Sassenheim-Voorhout was.

En zes jaar later voegen ook de Warmondse leden zich bij de afdeling, die vanaf dat moment Voorhout en omstreken heet. Die aanduiding geeft het beste de verhoudingen weer in het belang van de bollenteelt in de drie gemeentes. In 1995 bestaat deze afdeling honderd jaar, een jubileum dat onder meer wordt gevierd met de aanbieding van een kunstwerk, bestaande uit drie metalen schijven, waarin respectievelijk een tulp, een narcis en een hyacint zijn uitgezaagd. Het kunstwerk wordt aan de Voorhoutse gemeenschap aangeboden, en staat nog steeds in de tuin van Huize Agnes. Verder is de afdeling onder meer actief tijdens het Bloemencorso van de Bollenstreek en met de mozaïekenwedstrijd. En voor de leden wordt een aantal keren per jaar een activiteit georganiseerd.

Land onder druk

Lange tijd is er geen intensieve relatie geweest tussen de gemeente Voorhout en de bloembollentelers. Althans, niet meer dan de gangbare plaatselijke wet- en regelgeving. De sector had en kreeg de ruimte, en het dorp leefde voor een groot deel van deze bloeiende activiteit. Net als in vele andere gemeenten kwam er ook in Voorhout vanaf de jaren vijftig een grote vraag naar nieuwe woningen. Aanvankelijk vond die bouw plaats binnen bestaande bebouwing of op gronden die nooit voor de bloembollenteelt geschikt waren, zoals Kievitspark, Schoonoord en Oranjebuurt. Ook Beukenrode en Boekenburg betekende nog geen bedreiging voor de sector.

Begin jaren tachtig komt er echter nieuwe grootschalige woningbouw in Voorhout ter sprake. Op de ledenvergadering van de KAVB-afdeling Voorhout van 1 december 1983 krijgt wethouder IJdo het woord over de toekomst van de bollenteelt. IJdo geeft op die avond aan dat er wel volop gebouwd gaat worden, maar alleen op weiland en ‘hier en daar een stukje apengrond’. Wat Oosthout betreft klopt dat verhaal. Hiervoor is slechts in beperkte mate grond die in gebruik was voor de bloembollenteelt opgeofferd. Ook de Vissenbuurt en de Schoutenbuurt zijn nog op voor het merendeel weidegronden gevestigd. Anders is dit voor de Componistenwijk die nu volop in aanbouw is. Daar zijn vele tientallen hectares goede cultuurgrond verdwenen. De plaatselijke afdeling heeft de politiek meermalen aangesproken op deze ontwikkeling.