Tentenkamp bij het Stille Strand

Alle ruimte om te genieten van de sfeer, de rust en de golven.

Rond 1920 ontdekten steeds meer families de charme van het strand in Hoek van Holland. Op het Stille Strand in het noordelijke deel van de badplaats hadden ze alle vrijheid. Ze konden zich op het strand of in de duinen omkleden en zich kosteloos in zee begeven. Bezoekers die daarvoor een vergunning hadden, mochten een dagtent plaatsen. De tenten waren zelden door minder dan vijf personen in gebruik. Vooral mensen die zich wilden verkleden om te zwemmen huurden een tent of hadden er één in eigendom. Wel moesten ze de tent voor zonsondergang verwijderen. Toch wilden stadsbewoners en jongerenclubs ’s avonds niet naar huis reizen. Daarom sloegen ze hun tentjes op verspreid door de duinen. Een agent kwam iedere avond met de hond kijken of alles nog in orde was.

Oprichting kampeerterrein
In 1923 werden de tenten samengebracht tot een tentenkamp aan het einde van de Duinweg. Hier kregen de kampeerders een plaats toegewezen door een agent. Het kamp bevond zich op een gedeelte van de weide van Baltus Tukker, een veehouder. Het vee van Tukker liep in dit gebied los, zodat er af en toe een grazende koe tussen de tenten verscheen om de aardappelschillen op te eten. Een agent reikte tegen betaling tweemaal per dag water uit aan de kampeerders.

Vanaf 1924 kende de economie een opleving. De roaring twenties vol levenslust waren namelijk aangebroken. Steeds meer kinderrijke gezinnen maakten dankbaar gebruik van de toegenomen welvaart en vrije tijd. Op zomerse zon- en feestdagen trokken ze naar ‘Rotterdam aan zee’. Op het kampeerterrein zorgde de gemeente voor een waterkraan, toiletten en een politiepost, zodat orde en regelmaat konden worden gehandhaafd.

Primitief
De tenten bestonden meestal uit linnen, katoen of zeildoek. De vrouwen van de gezinnen namen de taak op zich om de tenten in elkaar te naaien. Ook de mannen hadden een belangrijke taak. Zij zaagden de drooglatten en bamboestokken op maat en maakten de touwen pasklaar. De kampeerders sliepen op een grondzeil met daarop een warme strozak of los stro met een gronddeken erover heen. Ze deden het met weinig middelen, want veel meer dan een tent, een emmer, een waskom en een primusbrander hadden ze niet. Wel kwamen daar de uitgaven voor een kampeervergunning bij. Zo bedroegen de kosten van een dagvergunning voor het plaatsen van een tent op het kampeerterrein fl.0,50. Voor een maandvergunning moesten kampeerders fl.2,50 betalen. Een seizoensvergunning tenslotte kostte fl.4,50. In de tenten kampeerden gemiddeld zes tot dertien personen, zodat de kosten per persoon laag bleven.

’s Avonds, tijdens een rondgang over het terrein, amuseerden de kampeerders zich met de silhouetten in de tenten, die ontstonden door de verlichting van de lantaarns. De vrijbuiters die hun tenten opsloegen op het kampeerterrein om rustig van de landelijke sfeer en dorpse rust te genieten, vonden er alle ruimte. Binnen een paar dagen kenden de kampeerders de gehele bevolking van het terrein. Hierdoor was er al snel sprake van een zeer vertrouwelijke omgang onderling. Ze brachten enkele nachten door in een tent. Daarna vertrokken ze weer.

Langer verblijf
Maar al snel wilden de bezoekers langere tijd aan zee doorbrengen. Dat had als gevolg dat ze de tenten groter maakten, zodat ze als seizoensverblijf konden dienen. De meeste vrouwen deden dat eigenhandig door er simpelweg een stuk tentdoek aan te naaien. Hierdoor konden ze er in staan en was er ruimte om stoelen neer te zetten. De linnen tenten, in allerlei verschillende types, stonden kriskras door elkaar. Maar het duurde niet lang voordat iemand het idee kreeg om tussen de tenten een houten huisje op te trekken. Kampeerterrein Hoek van Holland was een feit.