Het beleg van Dordrecht

Hoekse en Kabeljauwse machtsstrijd

'Tjaar 1418 belegerde hier dese stadt fier hertoch Ian va Brabant machtich maer deur Gods ha't verdreve crachtich Soli Deo Gloria'.
Aldus de tekst van de gevelsteen van de (afgebroken) Spuipoort, tegenwoordig ingemetseld in de muur aan de waterzijde van de in 1974 gerestaureerde Groothoofdspoort. Duidelijke taal; weet u meteen hoe dit venster afloopt.

 

Wat voorafging
Jacoba van Beieren volgde in 1417 als 16-jarig meisje haar vader Willem VI op als gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen. Maar wat Willem had geregeld voor zijn dochter, dat had zijn broer Jan van Beieren aan zichzelf toegerekend met steun van de paus en de Rooms koning (leenheer van de graafschappen).

Jacoba’s opvolging had de Hoekse instemming van alle steden in haar graafschappen, met één uitzondering: het rijke en machtige Dordrecht, dat met zijn Kabeljauwse bestuur onder invloed stond van haar oom. Zij verklaarde daarom in 1417 de stad tot vijand, waarop Dordrecht Jan van Beieren als graaf huldigde.
Het gevolg was een felle opleving van de toen enigszins sluimerende Hoekse en Kabeljauwse twisten en het beleg van Dordrecht in 1418 door Jan IV van Brabant, Jacoba’s kersverse tweede echtgenoot.

Jan van Beieren had met Kabeljauwse hulp meerdere gebieden op zijn hand gekregen, waaronder ook Brielle. Van daaruit hielden Kabeljauwse aanhangers rooftochten. Ook vanuit Brabant plunderden Jans volgelingen dorpen en gehuchten in de Grote Waard tot in Zeeland aan toe. Onze Jan ‘zonder Genade’ was dan ook niet bijzonder geliefd. Deze bijnaam had hij verworven toen hij als bisschop van Luik zijn opstandige onderdanen nogal hardhandig behandelde.

Het beleg
Ten noorden van Dordrecht, bij Papendrecht, lag een Hollands leger in een blokhuis, een houten verdedigingsbolwerk. De Brabanders lagen ten zuiden en zuidoosten en bouwden aan de Mijl een blokhuis. De bevoorrading van de stad kon echter vrijwel ongehinderd doorgaan via de rivieren. Niet alleen voedsel kon zo in voldoende hoeveelheden aangevoerd worden, maar de stad was ook rijkelijk voorzien van wapens en kon beschikken over een eenheid van zwaarbewapende huurlingen en veel welkome Kabeljauwse ballingen.

Er zat geen schot in de belegering en de kosten ervan waren hoog. Jan van Beieren had spionnen uitgezet onder de vijand en was goed geïnformeerd. Ook waren er al eerder uitvallen en hinderlagen geweest waarbij de Brabanders het zwaar te verduren hadden gekregen. Toen Jan van Brabant dan ook na enige weken besloot tot terugtrekking uit De Mijl werden de belegeraars onverhoeds aangevallen en verpletterend verslagen.

De troepen van Jan van Brabant werden niet veel later ook uit hun laatste bolwerk bij Papendrecht verjaagd. Dordrecht heeft gedurende de zes weken van het beleg geen krimp gegeven. Speldenprikken van de belagers werden met overmacht beantwoord.
Allengs zouden steeds meer Hollandse steden zich achter Jan van Beieren scharen.
En weer twee jaar later...