Buitenplaats Het Hof Wateringen

Het Hof van Wateringen was een kasteel in Wateringen die de heren van Wateringen rond het jaar 1200 lieten bouwen. Momenteel staat er een monumentale boerderij, de Hofboerderij, uit begin 19e eeuw en doet het dienst als cultureel centrum.

Hofboerderij

Het Hofpark is de bakermat van Wateringen. Rond 1250 stond hier namelijk al een slot van de ridders Van Wateringhe. Doordat dit geslacht uitstierf kwam het uiteindelijk in handen van het geslacht Van Naaldwijk. In 1485 schonk Hendrik IV van Naaldwijk, als heer van Wateringen, het slot aan de cisterciënzerorde. Het klooster dat zij stichtten werd al in 1573 verwoest. Op de ruïnes werd een buitenplaats gebouwd voor Delftse regenten. In 1806 werd de buitenplaats voor de helft gesloopt. Het restant werd verkocht als boerderij. Deze boerderij werd in 1984 gerestaureerd en is nu in gebruik als cultureel centrum.

Wateringen

Het grootste en aanzienlijkste was echter het Hof van Wateringen, waarvan nu het restant nog bekend staat als de Hofboerderij. De buitenplaats stond op historische grond. Al in 1250 stond op deze plek een kasteel, de woonplaats van het riddergeslacht Van Wateringhe. Sommige leden van dit geslacht stonden in hoog aanzien bij de Graven van Holland en dienden hen als hoveling en raadsman. Wateringen was in het verleden, net als andere plaatsen in het Westland, een geliefd oord voor de rijke regenten van Den Haag en Delft. Zij bouwden riante huizen waarin zij ‘s zomers met hun gezinnen verbleven. Naast het Hof van Wateringen kende het dorp buitenplaatsen als Suyderveldt van de familie Van der Dussen, Westerheul van Selkaart van Wouw en de buitenverblijven van Salomon Swerius, Diederick van Velthuysen, Hendrik van Outheusen en Hillebrant van Wouw.

Na een periode van ruim 200 jaar werd het slot in 1485 door de toenmalige eigenaar, Hendrik IV van Naaldwijk, geschonken aan de cisterciënzerorde om het in te richten als klooster. Het zou het laatste klooster zijn dat voor de reformatie in de Nederlanden gesticht werd. Het klooster heeft bijna 90 jaar bestaan. Een bloeitijd heeft het nooit gekend, de orde leidde een kwijnend bestaan. Steeds moesten monniken uit andere kloosters de opengevallen plaatsen opvullen. 

Opstand

Bij het begin van de opstand tegen de Spaanse overheerser in 1572 zochten de monniken een veiliger heenkomen. Ze waren bang voor de gevreesde Watergeuzen. In 1573 werd het klooster in brand gestoken. Wie de daders waren is nooit duidelijk geworden.

De ruïne heeft er slechts kort verkoold en verlaten bijgelegen. De nieuwe eigenaars waren de Staten van Holland die beslag hadden gelegd op alle kerk- en kloostergoederen. Nauwelijks waren de Spanjaarden na het ontzet van Leiden uit de omgeving verdwenen of de Staten verkochten in 1575 de resten van het klooster aan de Delftse metselaar Pieter Huygenszoon voor het bedrag van honderd ponden. Bij de verkoop eisten de Staten van hem dat alle materialen binnen een jaar van het terrein zouden zijn verwijderd. Pieter brak de resten af om de sloopmaterialen elders te gebruiken.

In dat volgende jaar werd het hele kloosterbezit (ongeveer 85 ha) verkocht. De oorlog met de Spanjaarden kostte de Staten immers handenvol geld. Met de opbrengst van de kloostergoederen konden zij de strijd tegen Spanje voortzetten.

Van der Dussen

De plek van het voormalige klooster en het omliggende land kwam al voor 1600 in handen van de Delftse regent Jacob Huygensz. van der Dussen. Een aanzienlijk man, want hij was tevens Heer van Harenkarspel (bij Schagen), lid van de Vreedschap van Delft en Hoogheemraad van Delfland. Van der Dussen kreeg in 1589 zelfs het privilege om broedende zwanen in de grachten rond het voormalige klooster te houden. Deze slotgracht is overigens, voor zover bekend, momenteel de nog enige authentieke in Zuid-Holland.

De grond bleef in de familie, want twee dochters van Van der Dussen huwden met regenten die nauw betrokken raakten bij het Hof van Wateringen. Margaretha huwde met Joost Brasser en Catharania met Pauls Halling.

In welk jaar de buitenplaats gebouwd is, is niet precies bekend. Wel blijkt uit oude stukken dat het in 1630 een aanzienlijk gebouw moet zijn geweest. Want Brasser, die na het overlijden van Van der Dussen de zorg over de buitenplaats overnam, moest toen al een behoorlijk bedrag aan belasting betalen.

Sloop

Nadat de buitenplaats gedurende een paar eeuwen steeds in andere handen was overgegaan verkocht de toenmalige bewoonster, mevrouw Gael-Van Kretschmar de buitenplaats aan vijf Delftse ondernemers die van plan waren het huis af te breken en de sloopmaterialen met een behoorlijke winst te verkopen. De verkoopakte vermeldde dat daarmee een tuinmanshuis, stal en koetshuis, verdere gebouwen zoals schuren, de goudvissen in de visvijver, de ramen op de perzik- en druivenkassen, de boerenwagen, twee eggen, twaalf tuinbanken, drie hondenladders, kippenrennen en dergelijke gepaard gingen.

Het sloopwerk was na een half jaar geklaard. De binnenplaats, waarop zij het huis gedeeltelijk hadden laten staan, verkochten ze begin 1800 aan de Naaldwijker Thomas van der Post. Die verkocht het weer door, zodat twee jaar later Gerrit Waarendorp zich op het Hof vestigde. Hij begon daar als boer. Nadat hij nog twee aangrenzende percelen land had aangekocht was het complex weer even groot als in de beginjaren. Bijna anderhalve eeuw, tot 1951, bleef het pand een grote boerderij.

Nu

Oude Wateringers kunnen zich nog wel herinneren, dat het gemeentebestuur het hele complex in 1951 aankocht. Het moest wijken voor woningbouw. De boerderij en de middeleeuwse binnenplaats met de grachten onder de naam Hofboerderij en Hofpark bleven echter behouden.

Het hele Hofpark is door deze rijke geschiedenis tot archeologisch monument verklaard. Er vinden jaarlijks vele culturele evenementen plaats.

De boerderij is een rijksmonument en is in 1984 gerestaureerd. Het is nu in gebruik als cultureel centrum.

Bronnen:

Publicaties Historische Werkgroep Oud Wateringen en Kwintsheul en de heer F.C. Groen.