J.P. Sweelinck

Muziek in kerk en stad

Tijd van ontdekkers en hervormers

In de 17de eeuw waren klokkenisten-organisten de belangrijkste toonkunstenaars in de stad en behoorden zij tot de meest prominente burgers. Kerkklokken vervulden een functie bij wereldlijke en kerkelijke gebeurtenissen en bij handhaving van openbare orde en veiligheid.

Torenmuziek in Deventer

In 1613 werd de Lebuinustoren "om des ciraets wille" bekroond met een lantaarn, naar een ontwerp van de Amsterdamse renaissancebouwmeester Hendrick de Keyser. De lantaarn bood ruimte aan een carillon. Het eerste carillon, bestaande uit 20 klokken, werd geleverd door Hendrik Wegewaert uit Kampen. In 1647 besloot het stadsbestuur de beroemdste beiaardgieters van de Nederlanden, de gebroeders Hemony uit Zutphen, opdracht te geven tot het plaatsen van een nieuw klokkenspel, bestaande uit 28 klokken (in latere tijden uitgebreid naar 53 klokken). Dit carillon blonk uit door zuiverheid van toon. Het is het oudste bewaard gebleven carillon dat in de samenwerking tussen de Hemony's en de musicoloog Jacob van Eyck is gestemd. In 2009 is het gerestaureerd.

J.P. Sweelinck

Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) werd in Deventer geboren, als oudste zoon van organist Pieter Swibbertszoon en Elsken Sweeling, dochter van de stadschirurgijn. Toen hij 2 jaar was verhuisde het gezin naar Amsterdam, waar vader Pieter organist werd van de belangrijkste kerk, de Oude of Sint-Nicolaaskerk. Op jonge leeftijd leerde Jan Pieterszoon het klavierspel van zijn vader. Waarschijnlijk was hij al op 15-jarige leeftijd als vaste organist verbonden aan de Oude Kerk. Sweelinck bouwde een grote reputatie op als organist, muziekpedagoog, klavecinist, componist en orgelbouwexpert. Van hem zijn meer dan zeventig composities voor orgel en klavecimbel overgeleverd en ruim 250 vocale ensemblewerken. Hij componeerde in de traditionele polyfone stijl en legde mede de grondslag voor de klassieke fuga. Zijn koraalvariaties zijn de voorlopers van de orgelkoralen van J.S. Bach.

Het Deventer stadsbestuur deed de talentvolle jonge organist Claude Bernardt bij hem in de leer. In 1616 kwam Sweelinck in gezelschap van Claude naar Deventer om het orgel van de Grote Kerk te inspecteren. Een jaar later werd Claude Bernardt organist van de Grote Kerk in Deventer. Vooral jonge orgeltalenten uit Duitsland bekwaamden zich in Amsterdam bij Sweelinck in het orgelspelen en het componeren. Tot zijn beroemdste leerlingen behoorde Heinrich Scheidemann, die vervolgens weer de leermeester werd van onder anderen Jan Adams Reincken en Dietrich Buxtehude.

J.A. Reincken

Jan Adams Reincken (ca. 1623-1722) was geboren in de Elzas, maar werd in 1643 in Deventer gedoopt. In 1654 verhuisde hij naar Hamburg waar hij orgelles kreeg van Scheidemann en bevriend raakte met Dietrich Buxtehude. In 1657 was hij organist van de Deventer Bergkerk, om daarna terug te keren naar Hamburg, waar hij Scheidemann in 1663 opvolgde als organist van de Sankt Katharinnenkirche. Hij werd er bewonderd door de jonge J.S. Bach, die later delen van Reinckens Hortus Musicus voor klavecimbel bewerkte. Zo reikte de invloedssfeer van Sweelinck via Scheidemann en Reincken tot aan J.S. Bach.
Jaarlijks wordt in Deventer rond Hemelvaart het Reincken-festival georganiseerd, het enige Nederlandse festival dat zich specialiseert in oude Nederlandse muziek.

C.A. Brandts Buys

In de 19de eeuw bracht Cornelis Alijander Brandts Buys (1812-1890) het muziekleven in Deventer tot grote bloei. Hij werd in 1840 benoemd tot organist van de Grote Kerk, waar hij het nieuwe Holtgräve-orgel uit 1839 bespeelde. Naast organist-klokkenist was Brandts Buys dirigent van tal van koren en ensembles. In 1849 werd hij de eerste directeur van de nieuwe gemeentelijke muziekschool.