Onze dorpen krijgen hun vroenten

Het grondgebied van Hilvarenbeek en Diessen omvatte uitgestrekte woeste gronden. In 1331 gaven Hertog Jan III van Brabant en de leenman van de bisschop, Rogier van Leefdael, de gemeenterechten aan de inwoners van Diessen en Hilvarenbeek binnen de limieten van het dorp. De Biest ging daar in 1328 al aan vooraf.

Dit recht betekende dat alle inwoners de woeste gronden mochten gebruiken. De woeste gronden zijn grotendeels heidevelden met verspreide bosjes. De heide was van groot belang voor de inwoners die in de late middeleeuwen leefden van wat hun kleine akkers opbrachten en van enkele huisdieren – een varken, schapen, en een of twee koeien. De ‘rijkere’ hadden ook een paard, maar in het algemeen werden ossen gebruikt als trekdier en lastdier. De heidevelden waren nodig voor het weiden van schapen, plukken van hei en steken van plaggen die gebruikt werden als dak- bedekking en in de winter op de bodem van de potstal, en het steken van turf als brandstof. En er werden takken gesprokkeld en leem uitgegraven voor de wanden van de huizen en stallen. De mest uit de potstal was belangrijk omdat daarmee de akkertjes op de schrale zandgronden vruchtbaar gemaakt konden worden.

Gewoonlijk worden deze gemene gronden gemeynte genoemd, gebaseerd op de spelling van het woord gemeente in de 16de en 17de eeuw. Voor het verkrijgen van de rechten werd een eenmalig bedrag betaald, en daarna voor het gebruik een jaarlijkse cijns (belasting) “ten eeuwigen dage”. Beek moest eenmalig 14 oude Tournooise ponden betalen en een jaarlijkse cijns van 5 Tournooise schellingen. Wat de waarde van deze sommen in die tijd was is moeilijk aan te geven. Hoewel Esbeek geen zelfstandige Vrijheid was, blijkt uit het cijnsboek van de hertog aangelegd in 1340, dat de jaarlijkse lasten voor de gemeynte van Beek bijna gelijk verdeeld was over de “geburen” van Esbeek en die van Beek. De Biest betaalde ongeveer hetzelfde jaarlijkse bedrag als Beek en Esbeek samen. Volgens de protestantse schoolmeester Hendrik Broeders in zijn boekje over de geschiedenis van Hilvarenbeek was de waarde daarvan in 1838 circa 25 centen. Aangezien de gewone mensen in het geheel geen geld gebruikten of bezaten was de jaarlijkse belasting een zware druk op de bevolking.

Waarom de Biest al in 1328 was voorgegaan is niet met zekerheid bekend. Hendrik Broeders schrijft uit overlevering dat het Armenhuis van de Heilige Geest in Den Bosch, dat in de Biest de Geefhoeve bezat, in 1328 die rechten had gekocht op een gebied van circa 800 hectaren groot en dat de rechten pas later aan de inwoners zijn toegevallen. Dat zou dan een goede verklaring zijn voor het feit dat de Biest een eigen gemeynte had, die niet tot de gemeynte van Hilvarenbeek behoorde.

 

De grenzen van de vroenten kwamen grotendeels overeen met de huidige grenzen van de dorpen. Ze werden omschreven aan de hand van ‘grenspalen’; dat hoeven geen fysieke palen te zijn, maar het kan bijvoorbeeld ook een grenskei of een molen zijn.

Voor Diessen werden als grenzen gesteld: van de Bekerberg tot Hugenvoort, tot Sleevoort, tot de Leemputten, tot Coevoort, tot achter de Hutten achter Thulden, tot Schatputte, tot Hulsenvoort, tot Rovert, tot het Hondenbroek en tot de Haerdijcke paal. Een “voort” of voorde was een rivier- of beekovergang en in latere tijden een brug. Langs de hele oost- en westkant waren de riviertjes de Beerse en de Ley de grens. De oostelijke grens eindigde in het noorden bij een hardstenen paal op de Bekerberg. Op de zuidelijke punt was het een kei aan de leemputten (of Hazen- donk). Na de instelling van de gemeentes in 1810 werd die de Vijfkei genoemd omdat er toen bij deze paal vijf zelfstandige dorpen samenkwamen.

De grenzen van Hilvarenbeek beginnen ook bij een stroom, de Leij (nu Oude Leij) bij Goirle, en de eerste drie palen waren watermolens, de Rovertse molen, de Goirlese molen en de molen Te Qualen bij Heukelom. In het noordoosten vormt de Biest de grens, in het zuidoosten Diessen: Schatputte, Hulsenvoort, Rovert, Het Hondenbroek en tenslotte de Haerdycke paal bij de Biest.

De grenzen van de Biest sluiten aan de westkant aan aan Hilvarenbeek (Burgstad en Voort), aan de zuidkant aan Diessen en aan de oostkant aan Moergestel. De grens met Moergestel was fysiek aanwezig als een weg – de reeweg – die momenteel nog voor een groot deel vanaf de punt van de gemeynt van de Biest tot aan de vroegere gemeente Enschot bestaat. Het straatnaambord op de Heuvelstraat geeft de oude spelling Reyweg.

In een document van de schepenen van Den Bosch uit 1417, waarin zij getuigen dat zij de originele akte van Jan III gezien hebben, worden de grenzen omschreven beginnend met de "vrye gemeynte", dat is de gemeenschappelijke weide langs het stroompje met twee voorten: dye renen van henne gemeynte oyck dye renen van henne gehugte te weten henne vrije gemeynte de stevoerts brugge van daer aff op de beevorts brugge vort op te pael aent hondenbroeck, ende alsoo vort op ten haerdycksen pael incluse, ende nyemant en sal in dese gemeynte gerecht sijn dan alleen d'yngesetenen van der Byest dye bynnen hunne lemyten van hunne paelen sijn geseten alsoo hyerna volght.

Soo hebben wij ghegaen op de paelstede genoempt de heyrvoort van daer aff op ten pael tussen westerweyck ende Byest gelegen op ten pael cant van den vronten van daer op ten pael van de volbraeck vandaer op ten pael agter den volbraeck van daer opten pael agter den molenberge [de 'gestelse' molen] ende soo vort reght op den heuvelstraet ten rewege ende vort tot brede deycke van daer op ten haerdycksen pael incluse.

 

De Gemeynt van de Biest

De bewoners van Biest legden in het broekland (laag nat gebied) tussen het Stroompje en de grens met Diessen een grote gemeenschappelijk weide aan waar in het droge seizoen de koeien en paarden geweid konden worden. De gemeenschappelijk weide kreeg ook de naam Gemeynt.

Elk jaar kon nieuw vee in de Gemeynt “ingeschaard” worden, en wel maximaal twee kalveren “per schoorsteen”. Meester Broeders verhaalt in zijn geschiedenis van Hilvarenbeek dat op zomerdagen wel 200 koeien en paarden in de Gemeynt verbleven. Dat komt bij de omvang van de bevolking in die tijd neer op vier tot vijf koeien per boer. Dat is bijzonder veel voor de Brabantse kleine boeren, die elders vaak maar één koe per gezin bezaten.

Er was niet alleen een reglement voor de Gemeynt, er waren ook uitvoerders. Drie manspersonen uit de bevolking werden gekozen als toezichthouders, die in de Biest de Regenten worden genoemd. Verder werd een “schutter” aangesteld, die er op toezag dat er geen vreemd vee in de Gemeynt graasde. Aangetroffen vreemd vee werd opgesloten (“geschut”) in de schutskooi bij de Gemeynt, en kon door de eigenaar vrijgekocht worden. In het parkje tegenover de kerk staat een bronzen beeld van de regenten die de Gemeynt inspecteren.

De Gemeynt van de Biest bestaat nog steeds, en is de enige nog bestaande in Nederland. In 1872 werd de Gemeente van de Biest een Afdeling van de Gemeente Hilvarenbeek, met een eigen beheersrekening binnen de gemeenterekening. Het provinciebestuur ziet er op toe dat een en ander goed verloopt.

 

Literatuur

RAT 700 nr. 47. Stukken houdende afschriften van de uitgiftebrief van de gronden aan de inwoners van “Becader Heiliger Hilderwaris” door J(oh)an van Brabant op dinsdag na apostel Matheus (24 september 1331). 17e - 18e eeuw

Leo Adriaenssen, “Voordat Esbeek een parochie werd”. In: L. Adriaenssen et al, Esbeek niet van gisteren. Werkgroep Heemkunde Esbeek, 1989, p. 265-277. [over de vroenten van Beek, Esbeek en Biest]

Hendrik Broeders, Geschied- en Aardrijkskundige beschrijving der Gemeente Hilvarenbeek, voor de jeugd. Tilburg, 1838. Herdruk, Heemkundige Kring Ioannes Goropius Becanus, 1985.

Ed van Hees, De Oude Biest – een reconstructie. Bronnenonderzoek naar de vorm en functies van de “biest” van Biest-Houtakker. Biest-Houtakker, juli 2015.

J.P.J. Lijten, Rogier van Leefdaal koopt Hilvarenbeek. TPT 9 (1990), 11-25

Hein Vera, Dat men het goed van den ongeboornen niet mag verkoopen. Gemene gronden in de Meierij van Den Bosch tussen hertog en hertgang 1000 – 2000. Woudrichem: Pictures Publishers, 2014. 335 p. ISBN 978 90 73187 85 6