Fabrieken en arbeiders

Industrie langs het water

Het zuidwesten van de provincie was en is vooral een landbouwgebied, maar langs de rivieren vestigde zich ook industrie. Al in de achttiende eeuw waren er enkele steen- en dakpannenfabrieken gebouwd in Jutfaas, Montfoort, Woerden en IJsselstein. In IJsselstein ontstonden ook houtfabrieken, die voortkwam uit de griendcultuur. In Oudewater nam de touwindustrie steeds verder af. De VOC was in 1799 ten onder gegaan en dat was een van de grootste afnemers van touw. De lijnbanen in het stadje hadden steeds minder te doen, terwijl in andere delen van Nederland onder de Oudewaterse prijzen kon worden geproduceerd. Toen de scheepvaart overstapte op stoom, was het met de grote vraag naar touw helemaal gedaan. Alleen de fabriek van Van der Lee, die overstapte op andere vezels, is blijven bestaan.

De rivierklei langs de Vaartse Rijn, de Oude Rijn en de Hollandse IJssel was geschikt om er bakstenen en dakpannen van de bakken. Ook werd wel aardewerk gefabriceerd. In Jutfaas stonden diverse steenfabrieken naast elkaar, waar velen werk vonden. De arbeidsomstandigheden waren vaak slecht. De arbeiders woonden in kleine huisjes in de buurt van de fabriek en de hygienische omstandigheden lieten enorm te wensen over. Concurrentie van elders maakte een einde aan de steenfabrieken. Langs de grote rivieren werden moderne bedrijven gebouwd, waarbij de Utrechtse steenfabrieken moesten achterblijven.

In Montfoort werd in 1864 een steenfabriek geopend. De veertig arbeiders die er in die tijd werkten, produceerden zo'n drie miljoen stenen. Rond 1900 schakelde men over op stoomkracht. Het mocht op de langere termijn niet baten, in 1927 werd de fabriek gesloten. Na de Tweede Wereldoorlog stopten ook de laatste steenfabrieken aan de IJssel en de Oude Rijn. De enige industrie die in de streek bleef, was gerelateerd aan de landbouw. Zuivelfabrieken en kaasbedrijven. Daar is Woerden nog steeds bekend om. Linschoten was een centrum van de klompenfabricage.

De slechte huisvestingsomstandigheden leidden in 1901 tot een eerst Woningwet, die nieuw te bouwen wonen aan strengere regels onderwierp. Soms greep een industrieel zelf in en bouwde voor zijn arbeiders goede huizen in een gezonde omgeving. Ook ontstonden er woningbouwverenigingen, die zich speciaal richtten op het bouwen van huizen voor arbeiders. In Woerden staan aan de Costerusstraat een aantal woningen, ontworpen door de architect Jan Wils in opdracht van de Vereniging voor Volkshuisvesting. Jan Wils was de zoon van een aannemer uit Alkmaar. De huizen aan de Costerusstraat staan in een hoek, met aan de ene zijde vier en de andere zijde vijf woningen. Het hoekhuis was bedoeld als winkel. Typerend voor Jan Wils was de combinatie van baksteen met grindbeton, dat terug komt in lateien, dorpels en banden. Wils was betrokken bij de arbeidersbeweging en ontwierp ook woningen elders in Woerden en ook voor het Rode Dorp in Oudewater.