De eerste Diemenaren

Sloten graven

De geschiedenis van Diemen is begonnen met het graven van sloten, zo’n duizend jaar geleden. Die sloten waren nodig om het land droger te maken. Want alleen dan konden er akkers worden aangelegd. Tot rond het jaar 1000 woonde er nog niemand in het gebied waar nu Diemen ligt. Alleen zullen vissers soms hun netten hebben uitgezet langs de Diem, het riviertje waar Diemen naar genoemd is. Misschien zijn enkele van hen hier toen ook gaan wonen, maar de eerste Diemenaren waren voor het merendeel boeren. Het was voor hen geen gemakkelijk begin, want de grond was vaak drassig en daarom niet meteen geschikt om graan op te verbouwen.

Drassige grond

Waar de eerste Diemenaren vandaan kwamen weten we niet zeker. Maar vermoedelijk kwamen ze uit de provincie Utrecht en dan vooral uit het gebied langs de rivier de Vecht. Om een boerenbedrijf te beginnen moest er eerst heel veel werk verricht worden. De oorspronkelijke begroeiing bestond uit mos, riet, wollegras, heide en her en der ook stukjes bos, met elzen en berken. Dat moest eerst weg. De Diemense bodem bestaat uit een dikke laag veen van een meter of vijf, met daaroverheen een dunne kleilaag van een paar decimeters. De bodem is daardoor niet erg stevig, vaak drassig en vol grondwater. Voordat de verbouw van graan mogelijk was moest de grond eerst droger gemaakt worden. Dat deden de eerste Diemenaren door sloten te graven. Via die sloten kon het water afgevoerd worden. Dat ging vanzelf want de bodem lag toen een paar meter hoger dan nu. Het water stroomde dan eerst naar het riviertje de Diem en dat stroomde noordwaarts naar het Flevomeer. Door overstromingen groeide dat in de 12e en 13e eeuw uit tot de Zuiderzee, nu het IJsselmeer en het Markermeer. Het geschikt maken van de bodem voor landbouw noemen we ook wel ontginnen.

Zwaar werk

Voor het ontginningswerk hadden de boeren alleen de beschikking over schoppen of spades en mest- of spitvorken. Het was dus allemaal handwerk en dat was zwaar. De ontginners gingen heel doordacht te werk. Om de afwatering zo goed mogelijk te laten verlopen groeven ze de sloten parallel aan elkaar, steeds op een afstand van zo’n vijftig tot tachtig meter. Van die duizend jaar oude sloten liggen er nog steeds een heel aantal in de buitengebieden, vooral in Over-Diemen. Ze werden in al die eeuwen steeds weer uitgediept. De grond bleef daardoor droog maar het peil van het grondwater daalde en dat had tot gevolg dat óók de bodem steeds weer iets daalde en dan weer natter werd.

Boerderijen

De eerste Diemenaren bouwden hun boerderijen langs de rechter (=oostelijke) oever van de Diem en daar kwam ook een weg te liggen: de Overdiemerweg. Al rond het jaar 1035 heeft daar een boerderij gestaan. Vanaf ongeveer 1075 begon de bouw van boerderijen langs de Ouddiemerlaan en Ouderkerkerlaan. Die boerderijen waren toen allemaal nog van hout, met een rieten dak. Daarvan is er geen enkele bewaard gebleven. Alleen in de grond hebben archeologen resten teruggevonden en ook scherven van bekers en borden. Diemen kreeg steeds vaker last van overstromingen, want behalve dat de bodem daalde steeg ook het peil van het zeewater. Dat is een probleem dat we nog steeds hebben, maar toen waren er nog geen dijken. Om het water buiten de deur te houden bouwden de boeren hun boerderijen daarom op een heuveltje of terp, die ze zelf van aarde en klei hadden opgeworpen. In Diemen zie je die terpen niet meer omdat ze zijn weggezakt in de veenbodem en ook niet meer werden opgehoogd toen er dijken kwamen. In Friesland en Groningen zijn wél veel terpen bewaard gebleven en ook op het eiland Marken kun je ze nog zien. Ze heten daar werven en daar staan hele buurten op, net als vroeger het buurtje Oud-Diemen. Dat bestond uit meerdere, naast elkaar gelegen terpen. Diemen telde in deze jaren hooguit een paar honderd inwoners.

 De watersnood van 1170

In het jaar 1170 was er rond het kerkelijke feest van Allerheiligen (op 1 november) een geweldige storm. Daarop volgde een zeer ernstige overstroming, zó erg dat de zee tot aan de stad Utrecht kwam. En bij vloed kwam het water nog hoger te staan. Er werd in Utrecht zelfs wijting gevangen, terwijl dat een vissoort is die alleen in de zee voorkomt.