De Latijnse school

Vroege ontwikkeling van onderwijs en wetenschap

Tijd van steden en staten

In de huizen van de kapittelheren achter het koor van de Grote of Lebuinuskerk ontstond al in het midden van de 12de eeuw de kapittelschool van Lebuïnus. Die school was van belang voor de uitvoering van de liturgie, maar ook voor de opleiding van toekomstige kanunniken. De leerlingen moesten wel een lange leerweg afleggen voordat ze een stem in het kapittel kregen.

Van kapittelschool naar Latijnse stadsschool

Naast Latijn was ook muziek en in het bijzonder zang een belangrijk vak op de kapittelschool. Er werd dan ook wel gesproken over de koorschool. Eén van de kapittelheren, de scholaster of scholasticus, was met de schoolzaken belast. Deze functionaris kwam in Deventer al in 1215 voor. Na ongeveer een eeuw werd een rector aangesteld. De bevoegdheid tot het aanstellen van een rector werd in 1375 overgenomen door het stadsbestuur, waarmee Deventer een Latijnse stadsschool had gekregen. Rond 1485 of misschien eerder werd de school gevestigd in een pand aan het Grote Kerkhof, dat nu nog de naam Latijnse School draagt.

Studentenhuizen

De broeders van het gemene leven ontfermden zich over de arme leerlingen van de Latijnse school. Aan hen werd onderdak verschaft in het Arme Fraterhuis, gelegen aan de Spinhuissteeg. Ze hoefden hiervoor niet te betalen, maar moesten meehelpen bij het kopiëren van geschriften. Later ontstonden er meer studentenhuizen, zoals de Bursa Cusana, gesticht uit een legaat van kardinaal en pauselijk gezant Nicolaas van Cusa.

Bloeitijd van de Latijnse school

Vanaf ongeveer 1400 kreeg de school grote bekendheid in de verre omtrek. Rond die tijd bezochten ongeveer 600 leerlingen de school, afkomstig uit het gehele gebied waar de invloed van de Deventer jaarmarkten merkbaar was. Vanuit een groot respect voor de klassieke Oudheid werd op de Latijnse school onderwijs gegeven in de zeven artes liberales of vrije kunsten, ingedeeld in een trivium: grammatica (taalkunde), retorica (effectief spreken) en dialectica (logisch redeneren) en een quadrivium: aritmetica (getallenleer), geometrica (meetkunde), astronomia (sterrenkunde) en musica (harmonieleer). Latijn en logica groeiden uit tot de belangrijkste vakken.

Alexander Hegius

Onder de leiding van rector Alexander Hegius (ca. 1440-1498) kwam de Latijnse school tot grote bloei. Het was Hegius die het middeleeuwse klimaat in Deventer ontvankelijk maakte voor het humanisme, dat uit Italië overkwam. Hij spande zich in voor modernisering van het grammatica-onderwijs en voor opname van het Grieks in het onderwijsprogramma. De school kende een aantal beroemde leerlingen: Geert Grote, Thomas van Kempen, Erasmus en waarschijnlijk ook Adriaan Boeyens, de latere paus Adrianus VI.

Neergang

In de 17de eeuw kwam de school onder de invloed van de reformatie. De humanistisch georiënteerde rector Gualtherus Sylvanus moest plaats maken voor een aanhanger van de strenge calvinistische leer. Na 1619, toen de school nog maar 120 leerlingen telde, daalde het aantal leerlingen verder. Het roemrijke verleden van Deventer als onderwijsstad met haar vermaarde Latijnse school zou na 1630 in het Athenaeum Illustre opnieuw tot leven moeten komen, maar dat viel niet mee. Pas de oprichting van een gymnasium in 1848 maakte een einde aan de treurige nadagen van de Latijnse school, die in 1839 haar intrek had genomen in het Landshuis.