Het Nut

Al in de achttiende eeuw gingen mensen anders denken, ze kregen vertrouwen in eigen gezond verstand. Ze noemden zich niet langer gereformeerd, dat klonk zo ouderwets streng, maar Nederlands Hervormd. 'Waarom', dachten ze, 'zouden wij ons alleen laten leiden door kerk, bijbel en dominees? Waarom wachten tot God ons helpt, laten wij onszelf helpen. Waarom laten wij ons trouwens regeren door een handvol regenten, die er nog weinig van terecht brengen ook'! Daarom was de beweging van de Patriotten ontstaan en kwam de Bataafse Revolutie.

Wie zo dacht behoorde tot de middenklasse, de burgerij, ónder de regenten maar bóven het volk. Arbeiders en ongeschoolden werden toen 'het volk' genoemd. De burgers sloegen de handen ineen en richtten genootschappen op, met een tweeledig doel. Ten eerste om de eigen leden, de burgers, een spiegel voor te houden, van hoe goed en deugdzaam te leven en hoe verantwoordelijk te zijn voor iedereen. Het tweede doel was dan ook 'het volk' op te voeden tot redelijkheid en zedelijkheid, of, om het moderner te zeggen, tot kennis én normen en waarden.

In zekere zin gingen deze burgers - dokters, notarissen, schoolleraren, ondernemers enzovoort - hetzelfde doen als wat de dominees al eeuwen hadden gedaan. In zekere zin, want er was een groot verschil. Volgens de vroegere dominees moesten de mensen zich leren beheersen, volgens de burgerheren moesten ze zich juist ontplooien. Als dat lukte, zou 'het volk', zo dachten ze, uit zijn ellende opkrabbelen tot een fatsoenlijk bestaan 'én ontstaat, wanneer wij maar het goede voorbeeld geven, vanzelf de ideale maatschappij'.

Dit optimistische geloof werd vooral uitgedragen door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Die naam sprak voor zichzelf, het was een vereniging met een nuttig doel waar 't Algemeen, iedereen dus, voordeel van kon hebben. Het Nut - zo werd de Maatschappij afgekort - had veel afdelingen, vooral in Noord-Holland en West-Friesland. Maandelijks kwamen de Nutsheren bijeen voor lezingen over geluk, huiselijkheid, vaderlandsliefde, 'Bezint eer ge begint' en alles wat goede burgers hoorden na te streven. Kritiek op zo'n lezing werd niet geleverd. Debat was tot na 1860 verboden, over politiek en godsdienst werd zelfs helemaal niet gesproken. Achteraf doet het vreselijk saai en ouderwets aan, maar toen was het modern en was het Nut de eerste grote Nederlandse vereniging van burgers onderling.

Waarom het Nut het allermeest bekend is geworden, is om zijn activiteit tot 'beschaving' van 'het volk'. Die is heel belangrijk geweest. Want hoe was de toestand van 'het volk' vóór het Nut? Veel gewone mensen konden lezen noch schrijven, leerden geen beroep, hadden weinig idee van gezond leven of van baby- en kleuterzorg. Het spannendste van het Nut waren wel de prijzen die het uitreikte aan redders van drenkelingen. 'Want', zo vonden de Nutsheren, 'wie zoiets met gevaar voor eigen leven doet, laat precies zien wat wij, van het Nut, bedoelen: je verantwoordelijk voelen voor anderen'. Overigens was het Nut wel een vooral protestantse club. Kort na de oprichting, in 1784, deden katholieken nog wel mee - pastoors wonnen er wel eens een prijsvraag -, maar al gauw werden ze steeds meer geweerd. Dat lag ook wel enigszins aan de katholieken zelf; die wilden niet meer meedoen en richtten eigen verenigingen op. Maar feit is dat dikwijls nog op hen werd neergekeken.

Uitgelicht

Wat deed het Nut precies? In Andijk/Wervershoof begreep het dat meisjes zonder vak geen toekomst hadden. Daarom kwam er een naaischool; voor werk en geld én zelfrespect.

Om die reden leende het Nut Hoornse werklieden geld om een bedrijf te beginnen. Overal kwamen volksbibliotheken - voorlopers van onze openbare bibliotheek -, volksvoorlezingen, volksvermaken, volkszangscholen, bewaarscholen... Zo deed 'het volk' het begin van kennis op en kon het op eigen kracht verder. 'Kennis is macht', zei het Nut.

Veel van wat nu als vanzelfsprekend tot de taak van overheid en bedrijfsleven behoort, is ooit door het Nut begonnen.