Jan Arentsz. en Cornelis Cooltuyn

Vrijheid van geweten heeft oude Alkmaarse wortels

Door Leen Spaans

Zou Jan Arentsz als jongetje bewonderend hebben geluisterd naar het Van Covelens orgel in de Grote Kerk? Zou hij als knaapje de pastoor hebben geholpen bij de mis? We weten niets van Arentsz' jeugd. Of hij katholiek werd opgevoed of dat er al 'ketterse' sympathieën waren in het gezin? We weten dat hij stierf op 28 augustus 1573 in Alkmaar, men zegt in 'het Huis met de Kogel', kort vóór de 'Victorie'.

Meester Jan Arentsz bracht in Alkmaar, Amsterdam en omgeving het nieuwe geloof, als vrijheid van geweten. Hij drukte een stempel op de hervorming van Noord-Holland en was de eerste predikant van de 'hervormde' Grote Kerk. Hij verdiende zijn brood als mandenmaker en had de gave van het woord. Maar veel meer weten we niet van de 'mens' Arentsz.

We weten meer van de met hem bevriende priester Cornelis Cooltuyn (1526-1567), een rebelse intellectueel. Cooltuyn was een fel bestrijder van wat hij de 'paapse afgodendienst' noemde. Heiligenverering en allerlei rituelen vond hij maar volksverlakkerij. De confrontatie met de inquisitie kon niet uitblijven. Hij trok zich terug als 'ziekentrooster' in Enkhuizen, maar keerde in 1557 terug naar Alkmaar. Korte tijd was hij rector van de Latijnse school als opvolger van rector Zas, die de nieuwe geloofsideeën eerder al bij Cooltuyn had ingeplant. Uiteindelijk kwam hij in het Oostfriese Emden terecht, uitwijkplaats voor vervolgden. Daar gaf hij in 1559 zijn ziekentroost, Dat Evangeli der Armen, uit.

Jan Arentsz zal tot de prille gemeente van Cooltuyn hebben behoord. Hij moet met zijn welsprekendheid zijn opgevallen. Toch had hij niet net als Zas en Cooltuyn gestudeerd in Leuven, wat voor de intelligentsia in die tijd gewoon was. Hij was als volksjongen het kerklatijn niet machtig. Maar hij behoorde tot de generatie, die profiteerde van de uitvinding van de boekdrukkunst. De Bijbel en andere belangrijke teksten waren nu immers in de volkstaal beschikbaar. Die democratisering van de informatie had grote gevolgen voor de in Europa aanzwellende kritiek op het gezag van de kerk van Rome.

Jan Arentsz was een kind van zijn tijd, kende de Bijbel, kon er tijdens hagenpreken in het veld buiten Alkmaar, Hoorn en elders hartstochtelijk over vertellen: 'Gods genade was er voor iedereen, je kon vergeving van je zonden krijgen door Jezus, je had er geen dure aflaat voor nodig'. Drommen mensen kwamen er op af, voelden zich bevrijd van de angst voor de hel in een tijd, dat die angst tastbaar was in veel kerkelijke kunst. Waar hij kwam dreigde een beeldenstorm. De symbolen van angst, onderdrukking, armoede en nuttteloze rijkdom, moesten de kerk uit.

Onvermijdelijk moest ook Jan Arentsz de wijk nemen voor de inquisitie en toog naar Emden. Eenmaal daar aangekomen bedacht Arentsz met Cooltuyn en de andere ballingen hoe het verder moest met de jonge kerk in Holland. Uiteindelijk belegde hij in 1573, toen het veilig leek om terug te keren, een synode in Alkmaar om van hieruit de Hollandse kerk te hervormen. Of Arentsz bij zijn dood echt het besef heeft gehad, dat het tot een blijvende breuk met Rome zou komen is niet bekend. Wellicht had hij in 1573 nog hoop op een samengaan. Zou dat er ooit nog van komen? De secularisatie van onze tijd, die beide kerken, protestants en rooms, gelijkelijk treft, zou toch een stimulans moeten zijn voor een nieuwe poging tot broederlijk samengaan. Wat zou dat mooi zijn. Of is het allemaal definitief geschiedenis?