Vanaf de helling op den berg zien we den verren omtrek. De heide met kale zandplekken en donkere dennen. De vlakke bouwlanden tegen den voet van den berg aangevlijd, met sappig groen van winterrogge bedekt en omzoomd door het nog rossige eikenhakhout. Weer verder de huisjes en boerderijtjes, klein en prutserig in de ruimte, maar veilig omsloten door kromgegroeide eiken of hemel hooge populieren, goudglanzend de forsche kruinen. En aan den horizon het violet van een volgende heuvelrij.
Sallandse heuvelrug
Deze beschrijving van een wandelaar uit 1938 is nog altijd herkenbaar voor iedereen die de moeite neemt de Lemelerberg, Archemerberg of Besthmenerberg ten zuiden van Ommen te beklimmen. Er zijn niet veel plaatsen in Nederland waar drie bergen boven het landschap uit torenen en twee rivieren (de Vecht en de Regge) samenstromen. De Archemerberg is met zijn bijna 80 m de hoogste van de drie. Bos, heide en jeneverbes kleuren de hellingen. Volgens een volkslegende zijn de bergen ontstaan toen een reus met een zak vol zand bij het oversteken van de Vecht struikelde en een grote hoop zand verloor. Daarna struikelde hij ook nog eens over de Regge, waarbij hij nog meer zand verspilde. De werkelijkheid is uiteraard anders. De bergen, onderdeel van de Sallandse heuvelrug, ontstonden tijdens de voorlaatste IJstijd, het Saalien (230.000-130.000 v. Chr.). Een immense gletsjer schoof vanuit Scandinavië richting het zuiden en stuwde daarbij grote heuvels op. Het ijs nam ook veel stenen mee. Een mooi voorbeeld hiervan is de gigantische zwerfkei, genaamd de Dikke Steen, die zich bevindt in een grote kuil tussen de Lemelerberg en Archemerberg.
Vecht en Regge
De Vecht is tijdens het Saalien ontstaan als rivier die in de zomerperiode het smeltwater van de ijskap richting het westen afvoerde. Na het afsmelten van de ijskap in het Eemien (130.000-115.000 v. Chr.) bleef een breed rivierdal met diverse beddingen over. Vanuit het zuiden voerde de Regge water af. Deze rivier brak op een gegeven moment bij Ommen door de stuwwal heen. Hierdoor raakten de Archemerberg en Besthmenerberg van elkaar gescheiden. De Regge mondt bij de huidige buurschap Varsen uit in de Vecht. In de laatste IJstijd, het Weichselien (115.000-11.000 v. Chr.), bereikte het poolijs Nederland niet. Er ontstond een koud en guur klimaat, dat weinig ruimte bood aan vegetatie. Zand van de heuvelruggen verplaatste zich door water en wind naar lager gelegen delen en vormde daar dekzandruggen. Ook de rivieren namen zand mee en wierpen die in bochten op tot duinen. Deze glooiingen in het landschap zijn nog overal rondom Ommen duidelijk te zien. De stad zelf is ook op een rivierduin ontstaan.
Hoogveengebieden
Na deze ijstijd brak een nieuw tijdperk aan, het huidige Holoceen. De aarde warmde op, waardoor het poolijs grotendeels smolt en het zeewater steeg. Het warmere klimaat zorgde voor plantengroei. Door de slechte afwatering en het gestegen grondwater ontstonden uitgestrekte hoogveengebieden. Bij Ommen kwamen deze vooral ten noorden van de Vecht voor. Hier vormde zich een groot ondoordringbaar veenmoeras. In dit klimaat maakte de mens zijn opwachting. Geleidelijk zette hij de omgeving naar zijn hand. Op de hoger gelegen zandgronden legde hij akkers aan. De lagere gronden dienden als wei- en hooilanden. De bossen werden gekapt en maakten plaats voor heidevelden met schapen. Ook het hoogveen werd ontgonnen. In de 19de eeuw maakten de heidevelden weer plaats voor uitgestrekte bospercelen. Zo vormden natuur en mens een gevarieerd landschap in Ommen.