Vreeswijk en de sluizen

4 sluizen op een rij

De vier op één rij liggende sluizen van Vreeswijk zijn uniek in Nederland en belangrijk geweest voor de ontwikkeling en welvaart van het dorp. Ze zijn ook een dominante factor in de vormgeving van de bebouwing. Ze brachten echter niet alleen welvaart en drukte, maar zorgden ook voor veel ellende. Vooral de aanwezigheid van de Oude Sluis was namelijk oorzaak van veel krijgsgeweld, waar bewoners en dorp veel onder hebben geleden. Tussen 1817 en 1938 vonden er veel ontwikkelingen plaats rond de Vreeswijkse sluizen.

De Oude Sluis
De eerste sluis, de huidige Oude Sluis, werd in 1373 aangelegd en bestond uit niet meer dan één sluiskolk. In 1561 werd een tweede kolk aangelegd. De huidige vorm ontstond in 1824. Bij deze sluis werd een verdedigingswerk aangelegd, de Gildenborch, dat van 1374 tot 1482 regelmatig het doelwit van krijgsgeweld was. De Gildenborch lag op het huidige Raadhuisplein. De komst van de sluis zorgde voor veel activiteiten. Er vestigden zich kooplieden en neringdoenden in de onmiddellijke omgeving en zo ontstond langzamerhand Vreeswijk. In 1815 perste het Lekwater met grote kracht onder de vloer van de binnenste sluiskolk door. Uit onderzoek bleek, dat het sluizencomplex en de waterkering in zeer slechte toestand verkeerden en dringend herstel en renovatie behoefden. De sluis van de rivier zou tijdelijk moeten worden afgedamd. Het probleem was, dat de scheepvaart op Utrecht en Amsterdam echter wel doorgang moest hebben en in 1817 besloot men daarom tot de aanleg van een hulpschutsluis.

De Rijkshulpschutsluis, beter bekend als de Spuisluis
Ten oosten van de Oude Sluis liep het Volmolense gat, een spuikanaal, dat door een duiker in de Lekdijk water inliet en met een boog aansluiting vond op de Vaartse Rijn ter hoogte van de huidige Helling. De duiker zorgde door de slechte staat van onderhoud al jaren voor problemen en men besloot op die plaats de nieuw hulpschutsluis aan te leggen. Daarmee werd in 1817 begonnen en het kanaal, dat zorgde voor de aansluiting op de Vaartse Rijn, volgde in grote lijnen de loop van het Volmolense gat. Op de Lekdijk en bij de aansluiting met de Vaartse Rijn kwamen twee ophaalbruggen en een kleine vaste brug die wij kennen als het 'Drijgje'. Op 30 juni 1818 ging het eerste schip door de sluis. De kolk, zoals die tegenwoordig bestaat, was destijds vervaardigd van rijshout. In december 1850 werd het vervangen van de westelijke rijshouten kolkmuur door een gemetselde, aanbesteed. De oostelijke muur volgde enige tijd later. In 1852 werden de ophaalbruggen over de Lekdijk en bij de Helling vervangen door vaste platte bruggen. De scheepvaart ging toen al niet meer door deze sluis. Velen denken, dat de Rijkshulpschutsluis de oudste sluis is. Het is maar hoe je het bekijkt. De Oude Sluis vindt haar oorsprong in 1373 doch haar huidige aanblik dateert van 1824. De Rijkshulpschutsluis is, zoals vermeld, van 1817. Langs de sluis ontstond het Frederiksoord.

De Koninginnensluis
De Oude Sluis, zoals die in 1824 tot stand was gekomen, voldeed in 1850 al niet meer. De schepen werden te groot voor de sluis en het kanaal naar Amsterdam, de Keulse Vaart, was te bochtig om goed te zeilen. Stoomvaart was niet toegestaan. De schippers gingen Vreeswijk mijden. Na jaren van plannen maken en veel discussies tussen voor- én tegenstanders, onder wie ir. Cornelis Lely, werd in 1881 de aanleg van een nieuw kanaal tussen Amsterdam en Gorinchem (het Merwedekanaal) bevolen. Het project behelsde voor Vreeswijk de bouw van een nieuwe sluis ten westen van het oude dorp. Deze sluis, de Koninginnensluis, werd op 4 augustus 1892 officieel opengesteld door twee koninginnen, Koningin-regentes Emma en haar dochter Koningin Wilhelmina. Het werd weer druk in Vreeswijk. Niet in het minst door de lange wachttijden om door de nieuwe sluis te kunnen. De middenstand en neringdoenden pasten zich aan de nieuwe situatie aan. Langs de Handelskade en de Koninginnenlaan verscheen nieuwe bebouwing. De geschiedenis herhaalde zich. Reeds spoedig bleken de nieuwe sluis en het Merwedekanaal niet te voldoen. De capaciteit was onvoldoende en na opnieuw jaren van plannen maken, werd besloten tot de aanleg van een nieuw kanaal met bijbehorende sluizen.

De Prinses-Beatrixsluizen
In 1931 werd de aanleg bevolen van een nieuw kanaal van Amsterdam naar Tiel, het Amsterdam-Rijnkanaal. Ter hoogte van Jutphaas kwam een aftakking naar de Lek ten oosten van Vreeswijk met twee naast elkaar gelegen sluizen voorzien van hefdeuren. Op 23 maart 1938 werd deze nieuwe sluis officieel geopend. Het bracht voor Vreeswijk een dramatische terugval in welvaart met zich mee. De scheepvaart ging voortaan ver buiten het dorp langs. Winkeliers en neringdoenden raakten brodeloos en verlieten het dorp. Alle zeilen werden bijgezet om bij de nieuwe sluis een nieuw 'winkelcentrum' te stichten, daar waar in de nabije toekomst het industrieterrein Het Klooster zoul verrijzen, maar het plan slaagde niet. Rijkswaterstaat weigerde alle aanvragen voor vergunningen.

Derde kolk
In 2012 besloot het Ministerie van Infrastructuur en Milieu tot de aanleg van een derde kolk aan oostzijde van de Prinses-Beatrixsluizen, de grootste binnenvaartsluizen van Nederland. Toentertijd passeerden reeds + 50.000 schepen het sluizencomplex waardoor het Lekkanaal de belangrijkste rechtstreekse hoofdvaarwegverbinding was geworden tussen de havens van enerzijds Amsterdam en anderzijds Rotterdam en Antwerpen. Om meer en grotere schepen op een veiligere wijze de Prinses-Beatrixsluizen te laten passeren, voorzagen de plannen in de aanleg van een derde kolk maar ook in een verbreding van het Lekkanaal voorzien van extra ligplaatsen. De nieuwe kolk krijgt door het gebruik van dubbele roldeuren, in plaats van hangdeuren, een totale lengte van 297 meter en wordt 25 meter breed, geschikt voor schepen tot en met CEMT-klasse Vb en met een diepgang tot 4 meter.

Rijkswaterstaat gaf de opdracht voor de bouw en aanleg aan het consortium Sas van Vreeswijk, een combinatie van de Belgische bedrijven Besix Group, RebelValley en TDP en de Nederlandse aannemer Heijmans. Sas van Vreeswijk werd verantwoordelijk voor het ontwerp, de bouw en de financiering van het gehele project, maar ook voor het onderhoud van het volledige sluizencomplex en het Lekkanaal gedurende 27 jaar.
Voorts stelde de minister in augustus 2014 een geldsom ter beschikking voor verplaatsing en inpassing in hett landschap van overblijfselen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In totaal worden drie kazematten (Houtense Wetering, Schalkwijksche Wetering en Vreeswijk-Oost) en een schutsluis verplaatst. Ook de Liniedijk en de Lekdijk schuiven zo'n 100 tot 120 meter op in oostelijke richting. Rijkswaterstaat plaatst de militaire monumenten terug in het landschap, maar niet als onderdeel van de dijk. Ze komen als zogeheten objects trouvés terug in de nieuwe vernattingszone (natuurcompensatie), grenzend aan bedrijvenpark Het Klooster, direct achter de Linie- en Lekdijk; dit om het aanmerken van het unieke verdedigingssysteem van de gehéle Nieuwe Hollandse Waterlinie als UNESCO-werelderfgoed niet in gevaar te brengen. De (her)opening van het gehele, deels gerestaureerde rijksmonumentale, deels nieuwe sluizencomplex Prinses- Beatrixsluizen werd in 2012 voorzien in het najaar van 2019.