Industrie in Nieuwegein

Na landbouw & veeteelt de industrialisatie

Landbouw en veeteelt waren lange tijd de voornaamste bestaansmiddelen, maar vanaf het begin van de 19e-eeuw vond vooral rond de steden een sterke industriële ontwikkeling plaats. De fabrieksmatige fabricage van goederen uit grondstoffen werd met kracht aangepakt. Heel lang ging die ontwikkeling voorbij aan de dorpen Vreeswijk en Jutphaas. Zij behielden respectievelijk de scheepvaart met daarmee gepaard gaande handel, en de agrarische bedrijfsactiviteiten als belangrijkste bestaansbronnen. Alleen in de noordelijke contreien van Jutphaas, wat nu de Utrechtse wijken Kanaleneiland en Hoograven zijn, bloeide langs de oevers van het Merwedekanaal en de Vaartserijn de industrie op. Dit ontwikkeling van de industrie startte in de jaren rond 1900.

Vreeswijk
In het dorp nam de bevolking tussen 1850 en 1940 toe van omstreeks 1200 tot 3050. Ondanks de aanwezigheid van het Merwedekanaal heeft het dorp nooit een industrie van enige betekenis gehad. De oevers van het kanaal werden vooral benut door de zand- en grindhandel, de scheepswerven en een graanhandel. Aan de Handelskade groeide de melk- en kaashandel van P. Stam uit tot een heuse melkfabriek. Deze heeft daar bestaan tussen 1908 en 1953, daarna vertrok de onderneming naar Vianen. Twee hierna genoemde ondernemingen mogen overigens niet onvermeld blijven.

N.V. Nederlandsche Stoombriquettenfabriek
Op 6 oktober 1879 kocht deze firma het Huis De Wiers, waarna zij er haar bedrijfsactiviteiten in begon. Een jaar later al ging de fabriek failliet. Over de activiteiten van deze fabriek is verder niet veel meer bekend dan wat er aan inventaris was: een hogedrukstoommachine van 12 pk, een stoomketel van 15 pk met een werkdruk van 5 atm. (de hiervoor op 27 maart 1880 verleende vergunning werd op 4 augustus 1880 weer ingetrokken wegens het geen gebruik maken er van), een gietijzeren fabriekschoorsteen van 16 meter hoogte, een kolenmolen, een grote en een kleine mengmachine en drie handpersen. Het is zeer de vraag, of de fabriek ooit productief is geweest.
Omstreeks 1893 vestigde Machinefabriek De Wiers zich in het gebouw. Deze fabriek, een onderdeel van de Stoombootdienst de Keulsche Vaart, legde zich toe op het vervaardigen van stoomketels. In 1952 nam de N.V. Scheepswerf & Machinefabriek Van Zutphen de machinefabriek over en gebruikte haar voor de inbouw en revisie van scheepsmotoren.
Het gebouw Huis De Wiers is, met uitzondering van de kelder, in augustus 1947 gesloopt. In 2005/2006 is op de oude resten een nieuw Huis de Wiers gebouwd, in moderne architectuur.

N.V. Stoomsteenfabriek De Lek
De fabriek was gevestigd op het buitendijks terrein tussen de voorhaven van de Koninginnensluis en de Veerweg naar de schipbrug, daar waar nu de straten Ankermonde en Kiezelmonde liggen. Feitelijk was dit de enige industrie in Vreeswijk. Het eigenaardige is, dat het vooral een Viaanse aangelegenheid was; de eigenaars en directieleden kwamen uit Vianen en het merendeel van het personeel eveneens.
De voorloper van de latere kalkzandsteenfabriek is de in 1905 opgerichte N.V. Eerste Nederlandsche Betonsteenfabriek. In 1910 schakelde men over op de productie van het dan sterk in opkomst zijnde kalkzandsteen en werd de N.V. Stoomsteenfabriek de Lek opgericht.
In 1911 bouwde men een nieuwe fabriek. In 1914 werden er al 6.125.000 stenen geproduceerd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) was de aanvoer van kalk een groot probleem. Er werd toen overgeschakeld op een nieuw product; de brandsteen, een kolenbriket. In 1919 ging men weer over op kalkzandsteen. In 1939 bedroeg de productie 19.140.000 stenen. In 1969 werden er 32,7 miljoen stenen geproduceerd. In 1970 is nog het 60-jarig jubileum gevierd en was men nog vol plannen voor de toekomst. De investeringen gingen gewoon door, maar ... de nieuw te vormen gemeente Nieuwegein kwam er aan. Vooruitlopend daarop nam de gemeenteraad van Vreeswijk op 24 mei 1971 het besluit de kalkzandsteenfabriek per 1 januari 1972 over te nemen en te sluiten. Men had grond nodig en op het aangekochte terrein kwamen luxe woningen. Door sluiting van de fabriek werden ruim 30 mensen ontslagen.

Jutphaas
Langs de oevers van het Merwedekanaal, de Doorslag en de Hollandsche IJssel hebben zich in het verleden vrijwel geen bedrijven gevestigd; Jutphaas was en bleef agrarisch. Doortrekkende reizigers konden wel gebruik maken van vele horecagelegenheden en de nering in het dorp.
Omstreeks 1860 telde Jutphaas circa 2.100 inwoners.
Vanaf 1823 hoorden ook de polders Oost- en Westraven bij Jutphaas, maar veel heeft het gemeentebestuur zich aan deze 'buitengebieden' niet gelegen laten liggen. Toch ontwikkelden zich daar, langs Merwedekanaal en Vaartserijn, industrieën van enige omvang. Binnen de dorpskern van Jutphaas vielen slechts twee ondernemingen op.

N.V. Rijstijlenfabriek Holland
De fabriek was gevestigd aan de IJsselsteinseweg in het pand dat thans bekend staat als Herenstraat 104-106. Er werd stijfsel geproduceerd voor het veredelen/verstijven van met name linnen schorten, overhemden en boerenmutsen. De productie ging door totdat als gevolg van de Tweede Wereldoorlog (1939-1945), een gebrek aan grondstoffen (rijst) leidde tot sluiting van de fabriek. Tijdens de verdere oorlogsjaren deden de fabriekspanden dienst als internerings- en gevangenenaccomodatie voor de Duitse bezetter. Na de oorlog is de fabriek niet meer opgestart.

De 'punt' tussen Doorslag en Merwedekanaal
Dit door de twee genoemde waterlopen ingeklemde stuk grond, kent een lange historie van industrialisatie. Vanaf 1848 werd daar uit sojabonen olie geperst en werden er olie- en lijnkoeken geproduceerd als veevoer. Overigens werd Cornelis Johannes Cockuyt in 1872 eigenaar en de onderneming kreeg toen de naam Olie- en Lijnkoekenfabriek C.J. Cockuyt. De fabriek telde in 1920 zestig werknemers. Toenemende concurrentie deden echter ook deze bloeiende industrie de das om: in 1930 ging de fabriek failliet. De gebouwen bleven enkele jaren ongebruikt, maar in mei 1932 opende de Persilfabriek er haar poorten. Deze onderneming is op de betreffende locatie nog steeds actief en is nu onderdeel van het Henkel-concern.

De buitengebieden
Hoewel de gebieden Kanaleneiland en Hoograven op 1 januari 1954 tot het grondgebied van de gemeente Utrecht gingen behoren, mag een globale vermelding van de industriële geschiedenis niet ontbreken. Ze behoorden namelijk vele jaren tot het grondgebied van Jutphaas. Met name langs de Vaartserijn in Hoograven bloeide de industrie op. In 1850 waren daar vijf steenfabrieken, twee pannenbakkerijen en een tegelfabriek. En die boden samen werk aan ongeveer 350 mensen, vooral mannen, maar ook jongens en meisjes (+ 110).
Ook was er een opvallende houtindustrie: Niet minder dan vier houtzaagmolens waren langs de Vaartserijn gevestigd. En niet te vergeten de Scheepswerf en Machinefabriek De Liesbosch, opgericht in 1903. De fabriek kende in haar historie meerdere eigenaren en had ook meerdere namen. De Liesbosch had in 1923 al meer dan 600 mensen in dienst. Uiteindelijk sloot de laatste eigenaar, Ballast Nedam, de fabriek en de scheepswerf in 1983. In Hoograven was ook gevestigd de Draadindustrie Neerlandia". De enorme (nu bouwvallige) panden van Neerlandia zijn gebouwd in 1914. Tenslotte: De in 1892 geopende N.V. Chemische Fabriek v/h Dr. F.C. Stoop was het zó voorspoedig gegaan dat nieuwbouw nodig was. In Hoograven produceerde de onderneming kunstmest en ... buskruit. Bekend van het Merwedekanaal waren aan de Kanaalweg onder meer de keramische industrie Mobach, nog altijd actief op de oude vestigingsplaats, en de HAKA. De HAKA bood werkgelegenheid aan vele honderden mensen en produceerde vele soorten levensmiddelen. De huidige onderneming Pally B.V. is een voortzetting van het bedrijf en is nu gevestigd in onze gemeente op het industrieterrein Plettenburg-De Wiers.