Van jager tot akkerbouwer

De eerste boeren

Tijd van Grieken en Romeinen

"Nietsvermoedend groef koster Gerard Laarhuis van de plaatselijke r.k. kerk in Rossum een graf voor de overledene die de dag erna zou worden begraven. Op ongeveer 1 m diepte, de zwarte teeltlaag was overgegaan in rood zand, stootte hij op iets hards. Een kei? Voorzichtig groef hij het uit, het was rond van vorm, zijn hart ging sneller kloppen. Bijna geheel intact kwam er een prachtige kogelpot, rondom voorzien van versieringen, te voorschijn. De koster klom voorzichtig uit het graf en snelde met de pot naar de hoofdonderwijzer. Dit was bijzonder, dat voelde hij."

Zwervende erven

In de overgangsperiode van de Nieuwe Steentijd (circa 3400-2000 v. Chr.) naar de Bronstijd (circa 2000-600 v. Chr.) veranderde het zwervend bestaan van jagen en verzamelen van de bewoners van deze streken in een leven waarbij akkerbouw een steeds belangrijkere plaats innam. Op de hogere dekzandruggen in de buurt van beken zijn sporen gevonden van de oudste nederzettingen. Vanaf de Oldenzaalse stuwwal ontsprongen verschillende beken, die hun weg vonden door het gebied van de gemeente Weerselo. Bijna alle marken hebben meerdere beken, waarvan er één meestal is genoemd naar de marke waar deze doorheen stroomt. Denk aan de Voltherbeek, de Lemselerbeek, de Gammelkerbeek, de Deurningerbeek. Grote delen van het Weerseloos gebied bestonden uit beekdalen en beekvlaktes en waren moerasachtig of stonden vaak onder water, zodat slechts een beperkte ruimte geschikt was voor bewoning. De eerste nederzettingen zullen dan ook uit één of twee boerderijen hebben bestaan. De bewoners kapten stukken oerbos voor het aanleggen van akkers. De aanwezige humus van de bosvegetatie gaf een tijdelijke vruchtbaarheid aan de ondergrond. Als die was uitgeput legden ze elders weer een akker aan en bouwden een nieuw onderkomen, zodat je kunt spreken van "Einzelhöfe" of ook wel "zwervende erven". Op de verlaten stukken grond ontstonden de eerste heidevelden, waar ze hun doden in grafvelden begroeven.

Vindplaatsen uit het Neolithicum

Op verschillende plaatsen zijn uit de periode van het Neolithicum vuurstenen gebruiksvoorwerpen en resten van nederzettingen gevonden. Bij de aanleg van een bedrijventerrein in het Oosterveld (tussen de provinciale weg en spoorlijn Hengelo-Oldenzaal) in 2008 troffen archeologen bewoningssporen aan uit het Laat-Neolithicum, plus een boerderijplattegrond uit de Midden Bronstijd (circa 1800-1100 v. Chr.). Op de Zandhorst aan de weg van Oldenzaal naar Gammelke zijn twee touwbekers gevonden uit het Laat-Neolithicum. Vanwege het opstellen van een bestemmingsplan vond in 2001 op de Deurningeres een aanvullend archeologisch onderzoek plaats. Dat leverde eveneens sporen op van bewoning vanaf het Neolithicum.

Vindplaats uit de Bronstijd

Onderzoekers ontdekten in 1971 in Gammelke dicht bij elkaar, nabij het erf Weernink, twee grafheuvels uit de Bronstijd. Eén heuvel was rond, de andere ovaal. Die laatste vorm is zeer bijzonder. De heuvel was oost-west gericht en gelegen op een dekzandrug. Er was één centrale grafkuil. Een aantal later ingegraven grafkuilen lagen er in een ovale opstelling omheen. De doden waren gestrekt op de rug, in zogeheten boomstamkisten, bijgezet. Van de skeletten was niets over gebleven en bijgaven ontbraken. Er waren drie verschillende omheiningen aangebracht en de heuvel was opgebouwd uit heideplaggen. De heuvel was 27 m lang en 6 tot 8 m breed.

Vindplaatsen uit de IJzer- en de Romeinse tijd

In de IJzertijd is er een sterke toename van het aantal nederzettingen en grafvelden, zo blijkt uit de vondsten. Vanwege het kleinschalige karakter van de onderzoeken is er maar één opgegraven: een tweeschepige huisplattegrond, die in 1985 in een bouwput aan de Coba Kellingstraat in Hasselo te voorschijn kwam. Grafvelden zijn er des te meer. Het betreft vooral urnenvelden, bijvoorbeeld in Rossum. Het huidige kerkhof in dat dorp, gelegen op een zandrug nabij de Rossumerbeek, bestaat 100 jaar. Zoals in de aanhef vermeld, stuitte de koster van de kerk tijdens het delven van graven dikwijls op resten van menselijke bewoning, in de vorm van urnscherven, paalsporen en botresten. Latere opgravingen in de buurt maakten duidelijk dat het huidige dorp Rossum in de Brons- en IJzertijd een belangrijke prehistorische vestigingsplaats is geweest van de eerste bewoners in de gemeente. Net als De Elsmors, Hondeveld, Lemseler School, Saasvelder Molen, Voltherbroek, Vastert, Gammelke en Zoekerveld. Een voorbeeld van een vondst uit de Romeinse tijd is de opgraving van een 3de-eeuws grafveld tijdens de aanleg van een tennisbaan in Saasveld in 1992, compleet met enkele stukken aardewerk die als bijgaven dienden.