Het station

Opening van de spoorlijn

Tijd van burgers en stoommachines

Tientallen jaren na de opening van de eerste spoorlijn van Amsterdam naar Haarlem in 1839 kwamen er ook spoorverbindingen in het oosten van het land tot stand. De eerste lijn vanuit het westen liep via Apeldoorn, waar de residentie van de koning was, naar Zutphen en Winterswijk. Vanuit Duitsland was er vanaf 1865 een spoorlijn naar Almelo. In 1885 begon de Koninklijke Nederlandsche Lokaal Spoorwegmaatschappij (KNLS) Koning Willem III met de aanleg van de lokaalspoorlijn Apeldoorn-Almelo, waarmee de verbinding naar Twente werd doorgetrokken.

Feestelijke opening

Op 1 september 1888 werd de spoorlijn Deventer-Almelo feestelijk geopend. De lijn werd geëxploiteerd door de Hollandse Spoorwegmaatschappij (HSM) en telde de volgende tussenstations: Colmschate, Bannink, Bathmen, Dijkerhoek, Holten, Rijssen, Notter en Wierden. Elke halte kreeg een stationsgebouw in de trant van de verschillende standaardtypes van de KNLS. Voor de Holtenaren ging een wereld open. Heen- en teruglopen naar Deventer begon tot het verleden te behoren. Later is de spoorwal verbreed om dubbelspoor te kunnen aanleggen. Door afgraving van een stuk van de Holterberg ontstond hierdoor het "Sportdal". Concurrentie van het busvervoer zorgde er later voor dat het passagiersvervoer onder druk kwam te staan. In Dijkerhoek stopten vanaf 1933 geen treinen meer. De exploitatie ging over in handen van de gefuseerde Nederlandse Spoorwegen. In 1953 maakten de gebruikelijke dieseltreinen plaats voor elektrische treinen.

Goederenvervoer

Naast het reizigersvervoer vond op de spoorlijn ook veel goederenvervoer plaats. Holten was vroeger een klein overlaadstation, vooral voor mijnhout en kolentransport. Holten was met zijn bosrijke omgeving een belangrijk leverancier van mijnhout. Mijnhout of stuthout werd vroeger in grote hoeveelheden gebruikt om gangen te stutten in de steenkolenmijnen. Het betrof op maat gezaagd rondhout dat meestal afkomstig was van de grove den. Dennenhout was gunstig omdat het bij instortingsgevaar begon te kraken, zodat de mijnwerkers tijdig een heenkomen konden vinden. Met de sluiting van de kolenmijnen verdween ook deze vorm van vervoer. Nog altijd rijden dagelijks (inter)nationale goederentreinen over het traject Deventer-Almelo. Een belangrijk deel van deze treinen rijdt tussen Noord-Duitsland en de Rotterdamse haven.