Een appeltje voor Marie

Venster 49: Geschreven door Arjen van't Riet

Wie het over boomkwekerijen of sierteelt heeft, denkt al gauw aan Boskoop. Niet onterecht want Boskoop staat immers wereldwijd bekend als het dorp van de boomkwekers. In een boek uit 1746 wordt geschreven: ‘De menigvuldige enterijen maken een grooten tak van bestaan van Boskoop uit’

Boomkwekerijen in de Loete (Zie afbeeldingen 49.1. en 49.2.)

Toch heeft ook Hazerswoude en (veel) later Benthuizen een plaats in de geschiedenis van de boomkwekerij. In het bijzonder in de Hazerswoudse Loete concentreerden de boomkwekerijen zich. Het bekendste bedrijf was de ‘Koninklijke Boomkwekerijen K. Wezelenburg & Zoon’ De oorsprong van het bedrijf was de kwekerij van Cornelis de Vos. Hij werd in 1806 in de Loete geboren als zoon van Cors de Vos, die mogelijk boomkweker was. Na het overlijden van zijn vader in 1822 begon Cornelis de Vos zelf een boomkwekerij in de Loete. De ongehuwde De Vos bewoonde daar een eenvoudige woning, die stond op een perceel grond van de firma T. Wezelenburg. Achter de woning bevonden zich de moerenhoeken, het deel van de boomkwekerij waar de moederplanten staan. De eigenlijke kwekerij lag aan de overzijde van de weg. Het bedrijf van ongeveer anderhalve hectare groot. Grietje de Vos, de zuster van Cornelis verzorgde het huishouden nadat haar echtgenoot, de elzenkweker Teun Wezelenburg was overleden. Leen en Kors Wezelenburg, twee zoons van Grietje, kwamen later in het bedrijf van hun oom Cornelis. Het bedrijf stond later bekend als firma K. Wezelenburg & Zoon en exporteerde aan het einde van de 19e eeuw naar Engeland. In januari 1940 ontving een zoon van Kors Wezelenburg, toen nog enige firmant van de firma K. Wezelenburg & Zoon, het recht krijgen tot het voeren van het predicaat ‘Koninklijk’ voor zijn bedrijf.

Pomologische Vereniging (Zie afbeeldingen 49.3. en 49.4.)

Uiteraard is het praktische werk van De Vos belangrijk geweest, maar daarnaast ligt het belang van zijn werkzaamheden van De Vos in de ontwikkeling van de theoretische kennis van de boomkwekerij. Door zelfstudie ontwikkelde hij zich tot de beste botanicus van Hazerswoude en wijde omgeving. Hij was op het gebied van tuinbouw en plantkunde een belangrijke vraagbaak en werd alom geacht in de wereld van de boomkwekers. Hij was een van de oprichters van de Pomologische Vereniging (de leer van fruit en fruitsoorten), later de Koninklijke Vereniging voor Boskoopse Culturen en toen die vereniging in 1886 haar 25-jarig bestaan herdacht met een grote rozententoonstelling sprak De Vos, toen al tachtig jaar oud, de openingsrede uit. Ook hield hij lezingen en publiceerde hij regelmatig. Van zijn hand zijn meer dan honderd artikelen in kranten en vaktijdschriften bekend. Bovendien schreef hij een groot aantal boeken. Ze verschenen allemaal toen De Vos de leeftijd van zestig jaar al was gepasseerd. Zelfs toen hij de tachtig jaar al was gepasseerd publiceerde hij in 1889 de ‘Korte schets van de geschiedenis der plantkunde en van hare voornaamste bevorderaars, voor weetgierige lezers’. Als laatste schreef hij in 1890 zijn autobiografie onder de titel ‘Vruchten en resultaten van mijn 83-jarig leven, zoeken en denken’, met als merkwaardige ondertitel ‘Een boekje voor mensen welke het niet willen lezen’. Vijf jaar later, op 17 mei 1895 overleed De Vos. Hij werd begraven op de begraafplaats achter de Hervormde kerk van Hazerswoude. Naar Cornelis de Vos werd uiteindelijk een straat vernoemd. Jammer genoeg niet in de gemeente waar hij is geboren en overleden en waar hij zijn gehele leven gewoond en gewerkt heeft, maar in het naastgelegen Boskoop. Een wonderlijke speling van de geschiedenis.

Levenswerk (Zie afbeelding 49.5.)

Een andere naam die verbonden is met de geschiedenis van de boomkwekerij en de geschiedenis van Hazerswoude is de Pomme-Marie, een appel die vernoemd werd naar de Hazerswoudse burgemeester Cornelis van der Vlies. Van der Vlies had op zijn reis naar de Krim in september 1844 een wilde appel geplukt van een boom op de oostelijke helling van een berg in het midden van het Taurische gebergte. Van een zaailing uit een van de pitten had hij twijgen geënt op een grauwe zure Reinet op de buitenplaats ‘Oostrust’ in de Oostbuurt aan de Rijndijk, waar Van der Vlies woonde. Het resultaat, een mandje met de oogst van 1865 en een mandje met de oogst van 1866 zond hij in oktober van het laatstgenoemde jaar in voor de tentoonstelling van de ‘Vereniging tot regeling en verbetering van de vruchtsoorten te Boskoop’. De tentoonstellingscommissie beoordeelde de vrucht gunstig. Bij het onderdeel ‘gebruik’ schreef de commissie: ‘om hare duurzaamheid is de vrucht veel waard, van den eersten rang voor de huishouding, ook voor het dessert te gebruiken’. Uit de literatuur is niet bekend wie de Marie is naar wie de appel is vernoemd. Maar het zou niet onlogisch zijn als dat de echtgenote van Cornelis van der Vlies geweest is; Maria Catharina Cornelia Bos. Zij overleed in oktober 1843 op 27 jarige leeftijd na een huwelijk van zeven jaar. Het lijkt een roman. Een jaar na haar overlijden maakte Cornelis als jong weduwnaar zijn reis naar de Krim en nam hij de pitten mee naar huis waarmee het kweken van het nieuwe ras een aanvang nam. Twintig jaar lang was hij daarmee bezig in herinnering aan zijn jonge vrouw. In 1865 plukte hij (letterlijk)de vruchten die goed genoeg waren voor presentatie en kon het karwei worden afgesloten. Ook in dat jaar 1865 hertrouwde de toen 59 jarige Van der Vlies met de weduwe Adriana Klaasina Bronkhuijze en sloot hij de periode van zijn weduwnaarschap af.

Boskoopse teelt  (Zie afbeelding 49.6.)

Het duurde tot de tweede helft van de 20e eeuw voordat de sierteelt een plaats kreeg in Benthuizen. In ‘Benthuizer turfjes’ van september 2003 wordt daaraan aandacht besteedt. In een interview met Hans Bij de Vaate en Rian de Peinder, die aan het begin van de jaren zeventig een compagnonschap in de boomkwekerij begonnen. Zij vermelden in het interview dat zij niet de eerste boomkwekers in Benthuizen waren en verwijzen naar de fruitboomgaard van Van Gaalen, waar al ‘onderstam’ werd gekweekt. Ook noemen zij Adrie Leune, die als eerste starter in de ‘Boskoopse teelt’ ging werken. In het interview wordt ook stilgestaan bij de veranderingen die de boomkwekerij heeft ondergaan in de laatste decennia. In de eerste plaats is dat de mechanisatie waarbij lichamelijke arbeid werd teruggebracht, hoewel de kwekerij toch zwaar werkt blijft. Bovendien is de regelgeving aangescherpt, vooral wat betreft de milieuvoorschriften. Tenslotte is de Arbowetgeving de oorzaak van allerlei aanpassingen bij het werk.

Uiteindelijk kreeg Hazerswoude zijn eigen veiling toen de Boskoopse veiling verhuisde naar het ITC-terrein, Hazerswouds grondgebied!