“A’j den Geest moar hebt”

De Rijssense identiteit

Tijd van televisie en computers

"Het volk is hier godsdienstig aangelegd, zelfs met een tintje van mystiek. Men theologiseert gaarne over de diepzinnigste vragen. Als Paulus door Rijssen kwam, zou hij ook kunnen zeggen, als eens in Athene: "Uwe stad doorgaande zag ik vele heiligdommen…" Behalve een Hervormde en een Roomsche kerk zijn er verschillende kleine "kaarkskes", zelfs één, waar men liefst geen gestudeerde dominees heeft, maar van die boerenka(r)els, die wonder goed "praeken" kunnen. "A'j den Geest maor hebt. De Apostelen wazzen jao ok maor Galileesche viskers", zei eens een Rijssensch venter tegen mij."
Met deze woorden beschreef de Achterhoekse schrijver H.W. Heuvel rond 1920 de Rijssenaren. Zoals velen na hem zocht hij de eigenheid van de Rijssense bevolking primair in hun godsdienstigheid. Hij voegde er overigens wel aan toe dat de geestdrift van de Rijssenaren niet alleen de godsdienst gold, maar ook de drankfles. "Men heeft verlangen naar vrolijkheid, men heeft behoefte aan extase." Tot halverwege de 19de eeuw weken de Rijssenaren niet veel af van hun streekgenoten, maar na 1850 begon de Afscheiding sterke invloed uit te oefenen. Men raakte wars van "moderne invloeden". De opkomst van de industrie deed daar amper afbreuk aan. De socioloog Banning schreef dat "Rijssen weinig immigranten heeft en de fabrieksbevolking tot voor korte tijd nog ten dele een agrarisch bestaan leidde. Zeer velen gingen naar de fabriek maar hielden tevens een koe. Sinds de oorlog is dit echter minder geworden."

Taalgebruik

Het eigen dialect is een andere karakteristiek van de Rijssense bevolking. Journalist Geert van Istendael van de Volkskrant schreef in 1993 over zijn bezoek aan Rijssen: "Vriendelijke lieden nemen me op in hun kring, rondjes worden betaald, het Rijssense dialect klinkt rul en rustig. Een prachtige, krachtige taal; in vergelijking hiermee is het schrapende, Randstedelijke Hollands een spraakgebrek."
Veel Rijssenaren beheersen door hun intensieve kerkgang en veelvuldig bijbel lezen de tale Kanaäns. Er liep eens een jongen langs een oude man die in de tuin stond te spitten. De jongen keek even en sprak toen: "Graaft dieper, gij mensenkind". Een dochter vertelde blozend aan de moeder dat het er zo voorstond, dat zij trouwen moest. De moeder sprak plechtig: "Het is mij al voorgekomen uit de bijbel dat het met geweld zoude geschieden". Maar die tekst is in de hele bijbel niet te vinden.

Humor

Ter Kuile benadrukte al in 1937 het humoristische karakter van de Rijssenaren: "'t Allermeest afwijkend is zeker de Riessensche bevolking. Bij een zekere geslepenheid is deze toch zeer naïef. Onderling strikt eerlijk, neemt hij gaarne vreemdeling èn rasgenoot er tusschen, uiting van zijn aangeboren gevoel voor humor zonder kwade trouw, want hij is een guit, soms een schelm, die gnuift als hij met een volkomen effen snuit den ander verlakt. Zijn zin voor humor blijkt ook uit zijn be­hoefte om iedereen een scheldnaam te geven, die bijna altijd geestig en raak is." Harm Agteresch (1943-2011) was de personificatie van de Rijssense humor. In heel Twente en ver daarbuiten stond hij bekend als "Harm oet Riessen", de man met snaakse opmerkingen, met zaterdagse uitzendingen van Harms Farms Piratenshow voor RTV-Oost, avondvullende programma's en een veelgelezen column in Rijssens Nieuwsblad (Harms Proat).

"Dan heur iej d'r niks van wier"

Er is een ruim aanbod aan anekdotes over humoristische Rijssenaren. Zo bewoonde Jans van de Diele een gammele roestige keet op de vuilnisbelt. Hij noemde het bouwsel "het Vaticaan". Een rondscharrelende kalkoen had hij aangesteld als zijn secretaris. Jans keek er met genoegen naar. "Met de Kasdeage sniej ik um duur 't ventiel", deelde hij mee. Eens had hij wegens te overvloedig drankgebruik een bekeuring opgelopen. Hij gaf het adres op van een onkreukbaar gezin, dat diep geschokt prakkiseerde hoe deze vergissing mogelijk was. Tot ze Jans zagen voorbijkomen. "Jans, viej hebt ne bekuring in thoes ekregen, wegens openbare dronkenschap. Zengt ees ealke. Heb iej doar ook weet van?" Jans: "Heb ieleu dee bekuring betaald?" "Wisse, dat he'w." Jans: "Dan heur iej d'r niks van wier."