Frontlijn tijdens de Nederlandse Opstand

In het begin van de Tachtigjarige Oorlog, de Nederlandse opstand tegen de Spaanse koning, was Amsterdam, de grootste stad van Holland, Spaansgezind. In de stad lagen Spaanse troepen. Het noordelijk deel van Noord-Holland, waar steden als Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen en Purmerend lagen, was daarentegen in handen van de troepen van de Prins van Oranje die tegen de Spanjaarden vochten. De Zaanstreek lag hier precies tussenin en was een tijdlang het front waar fel werd gevochten.

Het landschap zag er toen heel anders uit dan nu. De Wijde Wormer en de Enge Wormer in het midden van de Zaanstreek en de Beemster en de Starnmeer ten noorden daarvan waren grote meren. Het land zelf was vlak, boomloos, drassig en werd doorsneden door duizenden sloten, waarvan sommige wel 30 tot 40 meter breed. Dwars door dit hele gebied stroomde, van noord naar zuid, de Zaan.

Voor de Spaanse troepen, die vanuit Amsterdam naar het noorden wilden, of voor de Nederlandse troepen, die vanuit het noorden naar Amsterdam wilden, waren de Zaan en de dijken daarlangs de enige doorgaande wegen. Elke van de verschillende partijen wierp dan ook schansen langs deze dijken op om de vijand tegen te houden. Wanneer de vijand met boten over de Zaan voer, konden ze vanuit de schansen worden beschoten.

Rond 1573 zag het er slecht uit voor de Nederlanders. De Spaanse troepen veroverderden één voor één de Nederlandse schansen. Soms gebeurde dit na stevige gevechten, maar soms ging dit vrij eenvoudig. Zo konden de Spanjaarden op een koude, mistige novembermorgen de Wormerveerse schans innemen omdat de soldaten die de schans moesten bewaken, vanwege de kou verderop in een warme herberg zaten. Alleen de Kalver Schans, gelegen bij de Julianabrug op de plek waar nu de Duyvisfabriek staat, konden ze niet veroveren.

Het tij keerde op de dag na Pinkster. Spaanse troepen staken vanuit Wormerveer de Zaan over om Wormer veroveren. Zij waren echter gezien en de troepen van de Prins en inwoners van Wormer beschoten de Spanjaarden van achter een praam die ze snel over de dijk hadden gelegd. In de gevechten die volgden werden meer dan 800 Spaanse soldaten gevangen genomen. In de weken daarna werden de Spanjaarden stukje bij beetje verdreven uit de Zaanstreek. Sindsdien is de dag na Pinkster in de Zaanstreek een feestdag: Pinksterdrie.

Nadat de Spaanse troepen waren vertrokken, lagen grote delen van de Zaanstreek in puin. Huizen waren verbrand, kerken verwoest en veel mensen gedood of gewond. Volgens de verhalen hadden de Nederlanders dan ook geen medelijden met de 800 Spaanse krijgsgevangen. Ze werden naar Hoorn gebracht en in een schip de Zuiderzee opgevaren. Met de handen aan elkaar gebonden zette men ze vervolgens overboord. Ze verdronken alle 800.

Datzelfde jaar leden de Spanjaarden ook bij Alkmaar een nederlaag. Het was toen duidelijk dat ze Noord-Holland boven het IJ niet konden veroveren. Uiteindelijk werden ze, na jarenlange gevechten, stukje bij beetje uit heel het land verdreven en werd Nederland onafhankelijk.