Visserij en havens

Oude jenever als stookolie vishandel

Tijd van burgers en stoommachines

Visserij is in IJmuiden ontstaan als bijvangst van het graven van het Noordzeekanaal. De vishandel was de eerste jaren een harde wereld, waarin vaak harde klappen vielen en die werd gestookt met oude jenever. Grote hoeveelheden van dit geestrijke vocht moesten in donkere kroegen de kelen smeren én de handel tussen visopkopers en vissers.

Volendammers

Al in 1880, vier jaar na de opening van het kanaal, viel het op dat veel Volendamse viskotters binnenliepen om aan opkopers hun vangsten van de hand te doen. De kunstmatig gevormde havenmond van het kanaal, gunstig bij visgronden gelegen, was een favoriete plek voor de vissers. Amsterdamse koopvaardijschepen moesten, door de vele vissersschepen die voor de sluis waren afgemeerd, behendig manoeuvreren.

Vissershaven

Aan deze overlast door de botters kwam een eind, toen in 1896 de Vissershaven als eerste haven in IJmuiden gereed kwam. De beginjaren van de vishandel waren een wildwest tijd. Viskopers kwamen van heinde en verre om een graantje mee te pikken. Uit Egmond, Amsterdam en Zandvoort arriveerden ze met hondenkarren.

Het loven en bieden op de vangst gebeurde in donkere kroegen en de oude jenever stroomde rijkelijk. Over die jaren zei de toen bekende IJmuidenaar Dorus Dropman:

'Jenever is de stookolie waarop IJmuiden loopt'. Ondanks het troostrijk vocht was het niet altijd koek en ei tussen handelaren en vissers, want de handelaren hadden stiekem prijsafspraken gemaakt.

Visafslag

De komst van de eerste visafslag, aan de Kanaalstraat en gebouwd door Reijer Visser, maakte daar een eind aan. Kort daarop verscheen de rijksvisafslag aan de Vissershaven en ontstond op dat terrein concurrentie.

Visserij was een economische motor maar voor veel vissers was het armoe troef. In 1905 liet Herman Heijermans in zijn drama 'Op Hoop van Zegen' de vissersvrouw Kniertje zeggen: 'de vis wordt duur betaald'. Een waarheid die niet alleen te maken had met het harde werken aan boord, maar ook met de risico's die er op zee altijd waren.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog verdronken veel visserlui op zee. Nederland was neutraal en kon eerst profiteren van alle oorlogshandelingen tussen met name Engeland en Duitsland; weeklonen van vissers gingen door de gestegen prijzen omhoog van vijftien naar vijftig gulden. Het was een ongekende weelde doordat de concurrentie van de Engelsen, in oorlog met Duitsland, was weggevallen.

Slachtoffers Eerste Wereldoorlog

Maar er zat een keerzijde aan de medaille. In de laatste oorlogsjaren verloren 540 Nederlandse vissers het leven. In verboden zones waagden zij hun leven om toch maar wat te vangen, omdat de welvaart van de eerste oorlogsjaren voorbij was en de honger knaagde. Onder die omstandigheden lukte het de Nederlandse reders toch om vissers voor hun schepen te ronselen maar door de risico's op zee gold meer dan ooit: de vis wordt duur betaald.

Visserijstakingen

Ook na de Eerste Wereldoorlog braken in IJmuiden regelmatig visserijstakingen uit, gedurende de economische crisis in de jaren dertig die leidde tot bittere armoede.

In de Tweede Wereldoorlog verdween de vissersvloot zelfs helemaal uit IJmuiden. In de meidagen van 1940 werden trawlers omgebouwd tot oorlogsschepen door de Britse of Nederlandse marine. De Duitsers deden hetzelfde; de achtergebleven schepen werden ingepikt waardoor er tientallen IJmuidense schepen in de oorlog verloren gingen.

Drama

Over verloren gegane schepen op zee doen vele verhalen de ronde, vooral over het keiharde bestaan op zee waar nauwelijks wordt geslapen en er altijd wel iemand is aan boord die het te kwaad krijgt. Een van die verhalen is over de Noordzee V, een logger waarop zich in september 1915 een zeldzaam voorkomend drama voltrok.

De bemanning van de logger De Hoop vertelde in IJmuiden het volgende verhaal. Ze waren de Noordzee V op zee tegengekomen, waarvan bemanningsleden aan boord kwamen met de vraag brieven mee naar huis te nemen. De Katwijkse vissers op de Noordzee zeiden: 'De Here God heeft Katwijk verwoest en van de aardbodem gevaagd. In Katwijk zullen we niet meer komen, we zijn op weg naar Jeruzalem waar God uit de hemel is neergedaald'. Een van de opvarenden van de Noordzee was bang en wilde niet terug naar zijn eigen schip, maar hij mocht van de bemanning niet blijven, uit een soort erecode waardoor iedereen naar zijn eigen schip terugmoest.

Meer versies

Aan wal in IJmuiden werd om dit verhaal smakelijk gelachen, maar dat lachen verstomde al snel toen het Noorse vrachtschip Jonas Reid de Katwijkse logger ten oosten van Engeland zwaar gehavend aantrof. Zeilen, tuigage en luiken; alles wat zich aan boord van de Noordzee V behoorde te bevinden, was verdwenen en op het achterdek lagen plassen bloed.

De Noorse kapitein vermoedde dat de opvarenden door drankmisbruik waanzinnig waren geworden maar later hoorde hij een ander, veel gruwelijker verhaal. De vreselijke toedracht was dat matroos Arie Vlieland het licht had gezien en beweerde dat hij

Christus was. God had hem opgedragen het schip te zuiveren van de duivels aan boord. Twee andere matrozen namen een rode ster aan de hemel waar en volgden de nieuwe, zelfuitgeroepen Christus. Drie matrozen zouden door de duivel zijn bezeten en werden op beestachtige wijze vermoord. Onder het zingen van godsvruchtig psalmgezang werden zij overboord gesmeten waarna het ontredderde schip ten prooi viel aan de elementen.

Het is stom geluk dat het schip later - voor de eerste stormen - door de Noorse vrachtvaarder werd ontdekt. God had in een kwaaie gedaante het schip onbestuurbaar gemaakt.